2°43
fen en te doen behouden als deze in de overige sectoren van de
economie zouden ontvangen;
gezien de betekenis van de familiale structuur in de Euro
pese landbouw en de eenparige wens tot behoud van dit gezins
karakter dienen alle middelen in het werk te worden gesteld om
de economische capaciteit en het concurrentievermogen van de
gezinsbedrijven te doen toenemen;
II.
bestudering der oorzaken van de relatieve verslechtering van het
inkomen in de landbouw;
opstellen van een inventaris en een kritische vergelijking van de
vraagstukken betreffende de ontwikkeling en de verbetering der
structuur van de Lid-Staten;
het plegen van overleg in het kader der instellingen van de Ge
meenschap alvorens belangrijke maatregelen tot onderlinge aan
passing van de landbouwstructuur ten uitvoer worden gelegd;
het instellen van een onderzoek inzake kapitaalbehoeften, die
nodig zijn om over te gaan tot de verbetering van de landbouw
structuur tijdens de overgangsperiode;
III.
beschikbaarstelling van kapitaal aan de landbouw onder voor
waarden, die overeenstemmen met de bijzondere behoeften van
de landbouwsector;
onderlinge aanpassing van de wetgeving op sociaal, commercieel
en economisch gebied."
In het op de Conferentie van Stresa gevolgde eerste algemeen
verslag van de Europees Economische Commissie over de werk
zaamheden van de gemeenschap, dat betrekking heeft op de periode
i januari - 17 september 1958, wordt over het landbouwcrediet niet
afzonderlijk gerept. Nochtans is par. 96 uit het hoofdstuk, dat tot
titel draagt „Naar een gemeenschappelijk landbouwbeleid", voor
ons van belang. Deze paragraaf, die handelt over de landbouwstruc
tuur, luidt als volgt:
Paragraaf 96 van het Eerste Algemeen Verslag van de E.E.G. Cie