<~Ylieuwó van ket *E).nópectie-jront De ontwikkeling die het boerenleenbankwezen de laatste jaren heeft genomen is verbazingwekkend. De spaarsaldi zijn in de laatste twee jaar gestegen inet ruim 260 millioen. Het aantal spaarders steeg in deze periode met ruim 250.000 tot 750.000. De nieuw verstrekte voorschotten bedragen ongeveer 100 millioen per jaar. De omzet op lopende rekening neemt van maand tot maand toe. Deze stormachtige ontwikkeling stelt de boerenleenbanken voor problemen, waarbij veel wijsheid en inzicht wordt gevraagd van de beheerders. Wij denken hierbij aan de bouw van nieuwe banken, aan beslissingen over al dan niet mechaniseren en aan de vele grote en kleine zaken waarin beslissingen moeten worden genomen. Het ligt voor de hand dat de beheerders het op prijs stellen om in deze zaken het advies te vragen van de Centrale Bank. Maar evenzeer betekent dit voor de Centrale Bank en in het bijzonder voor de inspectiedienst een aanzienlijke verzwaring van haar taak. Daarbij komt dat de uitbreiding van het werk bij de boerenleen banken automatisch inhoudt een uitbreiding van de inspectiewerk zaamheden, die alleen opgevangen kan worden door het aanstellen van nieuwe functionarissen in de inspectie-dienst. In deze gang van zaken heeft het Bestuur van de Centrale Bank aanleiding gevonden zich te beraden over de gehele organisatori sche opbouw van de inspectie-dienst. Als eerste punt kwam hierbij naar voren dat het contact tussen de inspectie-dienst en de boerenleenbanken zo intens mogelijk moet zijn. Het tweede punt was de vraag op welke wijze de inspectie dienst haar controlerende taak op de meest verantwoorde wijze zou kunnen vervullen. De oplossing van deze vraagstukken is gezocht in de instelling van twee nieuwe districtsinspecties (Breda en Eindhoven) en van een centrale inspectie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 8