202Ó
sing nog niet in het zicht. We hebben ook met een uiterst moeilijk
en ingewikkeld complex van problemen te maken, waarbij o.a.
meespelen
de vraag in hoeverre de uitvoering van het E.E.G.-verdrag zon
der al te veel moeilijkheden voortgang zal kunnen vinden;
de in menig opzicht protectionistische houding van Frankrijk,
dat een lid is van de euromarkt-gemeenschap;
- de vraag in hoeverre een land als Groot-Brittannië bereid is
concessies te doen met het oog op zijn export van industrie-
produkten naar de euromarkt-landen;
- de vraag hoe bij handhaving van de zelfstandigheid op handels
politiek van de O.E.E.S.-landen t.o.v. derde landen een vrije èn
eerlijke onderlinge handel mogelijk is;
de vraag hoe in de agrarische sector een bruikbaar en hanteer
baar compromis kan worden bereikt, waarbij de E.E.G.-landen
kunnen voortgaan met de geleidelijke invoering van een ge
meenschappelijke markt en landbouwpolitiek, terwijl de samen
werking tussen de E.E.G.-landen en de andere O.E.E.S.-landen
veel minder ver zal gaan;
de vraag of het mogelijk en aanvaardbaar is t.a.v. de agrarische
uitvoer van een land als Denemarken naar E.E.G.-landen be
paalde toezeggingen te doen of niet.
Momenteel, we vermeldden dit reeds, zijn de besprekingen in een
zeer critiek stadium gekomen. Per i januari 1959 worden de han
delsbelemmeringen invoerrechten en contingenteringcn tus
sen de E.E.G.-landen enigermate afgebroken. De andere O.E.E.S.-
landen spreken van discriminatie, van een ontoelaatbaar verschil in
behandeling te hunnen ongunste. De euromarkt-landen zijn onlangs
met een tijdelijke regeling voor de dag gekomen om de andere
O.E.E.S.-landen ter wille te zijn. Maar men is niet overal erg inge
nomen met deze „oplossing" soms wordt gesproken van schijn-
concessies, welke door de europese gemeenschap worden gedaan.
Het betreft hier een uiterst gecompliceerde materie, waarvan de
ontwikkeling voor ons land van het allergrootste belang is, niet in
de laatste plaats met het oog op onze uitvoer van producten van
land- en tuinbouw naar Engeland. Dit land zou daaraan moeilijk
heden in de weg kunnen leggen, indien de E.E.G.-landen niet tot
meer concessies bereid zouden zijn. Engeland heeft reeds daarmede
gedreigd: het vraagt een gelijke behandeling als de E.E.G.-landen
elkander toekennen. Wij vragen ons echter af, of daarbij niet wordt