2025 (b.v. \an Duitsland voor Italië, Frankrijk, België-Luxemburg en Nederland afzonderlijk) moeten worden omgezet in globale con tingenten, welke gelden voor alle andere E.E.G.-landen gezamen lijk. Bovendien moeten deze globale contingenten met, per produkt, minste is io°/o worden verruimd, worden verhoogd. Voor contin genten welke zeer gering zijn, geldt de zgn. 3% regel: ze moeten opgevc erd worden tot 3% van de nationale produktie in het im- portlai d. Voor alle contingenten tezamen geldt bovendien, dat deze u teindelijk 20% hoger moeten zijn. De tDepassing van deze verlaging van invoerrechten en verruiming van in/oercontingenten zal voor de Nederlandse export van land en tuinbouwprodukten naar de andere euromarkt-landen gunstiger mogelijkheden bieden, voor zover althans de andere landen deze kansen niet teniet doen door manipulaties m.b.t. invoerrechten en contingenten of door hantering van minimum-invoerprijzen. Wij hopen, dat met name de Europese Commissie de nodige activiteiten ontplooit, zodat deze eerste stappen naar verwezenlijking van de gemeenschappelijke markt ook werkelijk stappen vooruit zullen be tekenen. Wij koesteren t.a.v. het optreden van de Europese Com missie in dit opzicht wel enige optimistische verwachtingen. Spoe dig zal blijken, of deze al dan niet beschaamd zullen worden. De besprekingen en onderhandelingen over een West-Europese Vrijhandelszone of economische associatie blijken gepaard te gaan met ups en vooral met downs en zij zijn momenteel in een critiekï fase beland. In het kader van de O.E.E.S. (Organisatie voor Europ ise Economische Samenwerking) hebben de 6 E.E.G.-landen en 11 indere landen al 10 jaar lang op economsich terrein samen- ge werlct. Via deze weg is de onderlinge handel tussen de 17 O.E.E S.-landen in de loop van de jaren veel vrijer geworden, dan zij rond 1948 was. Nu neemt de nauwere samenwerking tussen de 6 euromarktlanden op basis van het E.E.G.-verdrag haar aanvang. Zal zulks leiden tot een economisch en politieke splitsing van West-Europa of zal men erin slagen dat te voorkomen? Om allerlei redenen van economische en politieke aard achten wij het uitermate gewenst, zo niet noodzakelijk, dat de E.E.G -landen en de andere O.E.E.S.-landen zullen blijven samen- werke 1 en niet, wellicht fel, tegenover elkaar komen te staan. Ook voor onze land- en tuinbouw, met zijn belangrijke uitvoer naar landen als Engeland, Zweden en Zwitserland, staan hierbij grote belangen op het spel. Maar, zoals de zaken nu staan, is een oplos-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 27