20l8 toch aangenomen worden, dat hier een structuurwijziging is tot stand gekomen, die niet meer ongedaan is te maken. Het ligt niet in mijn bedoeling daarop in te gaan: ik heb dit slechts gereleveerd om de vergrote relatieve betekenis van de institutionele beleggers in het licht te stellen. Bezien wij nu de beleggingen iets nader, dan valt niet te ontken nen, dat de institutionele beleggers door de ontwikkeling tijdens de oorlog zich in overdreven sterke mate op het overheidskrediet heb ben moeten oriënteren. Een teruggang van dit aandeel lag daarom voor de hand en zo gezien behoeft het niet te verwonderen, dat bij de gezamenlijke levensverzekeringmaatschappijen het overheidskre diet regelmatig gedaald is van 73% per uit. 1946 tot 48% per uit. 1956.13) Het herstel en de toeneming van de bedrijvigheid in de par ticuliere sector zijn dus gepaard gegaan met een toeneming van het aandeel, dat de particuliere sector neemt in de beleggingen van de levensverzekeringmaatschappijen. Een soortgelijke aanpassing zien wij gedurende de ai gelopen ja ren. Doordat de statistische gegevens betreffende de beleggingen tegenwoordig aanmerkelijk gedetailleerder worden gepubliceerd dan vroeger en bovendien thans elk kwartaal beschikbaar zijn is het de laatste jaren mogelijk de ontwikkeling in de verschillende onderdelen van de beleggingen beter te volgen. Een samenvatting van de groepen, die men bij de beleggingen kan onderscheiden ver toont het volgende beeld (in percentages van het totaal) 14) Juist in een periode derhalve, waarin de woningbouw zich sterk uitbreidde kwam een vergroting van de beleggingsbelangen bij deze 13) Ontleend aan verslag Verzekeringskamer over 1956, blz. 44. 14) De desbetreffende beleggingscijfers zijn regelmatig gepubliceerd in de Maandstatistiek van het Financiewezen van het C.B.S. 15) Deze sfeer bevat wel enige leningen aan woningbouwverenigingen (tot een gering bedrag), doch uiteraard niet de woningbouw door of vanwege de ge meenten. uit. 1954 uit. juni 1958 o,5 29,5 i9>5 48,1 Liquide middelen Financiering van onroerend goed 15) Belegging in de part. sector Belegging in de overheidssfeer Belegging in het buitenland L* 25,2 18,0 530 2,5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 20