2015
Op de bereidheid om over te gaan tot het afsluiten resp. verho
gen vai levensverzekeringen hebben in onze tijd van hoge belas-
tingtar even uiteraard ook de fiscale bepalingen omtrent de aftrek-
baarhe d van bepaalde premies grote invloed. Overwegingen van
redelijkheid staan daarbij soms tegenover bezwaren, ontleend aan
de fisc de techniek. In het algemeen kan men stellen dat de verrui
ming t)t 3.600,— van de grens waartoe men premies voor lijfren
teverzekeringen of voor kapitaalverzekeringen met lijfrenteclausule
van het inkomen mag aftrekken, voordat dit aan de inkomstenbe
lasting wordt onderworpen, een grote verbetering heeft gebracht
ten aa ïzien van de mogelijkheden tot het tot stand brengen van
oudedt gsvoorzieningen, gekoppeld aan risicodekking bij vroegtijdig
overlijden. Voor ernstige klachten is terzake geen aanleiding meer.
De i rraag kan echter gesteld worden of in principe niet nog ver
der geande fiscale regelingen redelijk zouden zijn. Prof. Smeets
heeft, voordat de verruiming tot 3.600,— tot stand was gekomen,
ervoor gepleit, dat alle bedragen, die zouden worden besteed voor
het ve -werven van lijfrenten, in aftrek op het inkomen zouden ko
men, net dien verstande, dat daaraan een grens zou worden gesteld
van een bepaald algemeen plafond plus een bedrag, waarover geen
hoger belastingpercentage dan 40%» zou kunnen worden be
spaardG) Prof. Smeets wijst er dan op, dat men niet bevreesd be
hoeft e zijn, dat een belangrijk deel van het inkomen wordt „weg
gewerkt", omdat bij een grote aftrek in het heden het inkomen tij
dens de oude dag weer dusdanig hoog wordt, dat de dan te betalen
belasting weer zwaar gaat drukken.
Deze suggestie van Prof. Smeets heeft mij op de gedachte ge
bracht, dat men als algemeen beginsel zou kunnen stellen, dat ieder
het recht heeft zijn inkomen over zijn gehele levensperiode zo goed
mogel jk te verdelen. Het is reeds meermalen bepleit, dat personen
met een in omvang belangrijk wisselend jaarlijks inkomen (waarbij
uiteraard met name aan zelfstandigen wordt gedacht) belast wor
den n et naar het toevallige inkomen van een bepaald jaar, doch
naar 1 et gemiddelde inkomen over een reeks van jaren. Deze ge
dachte toepassende op het terrein, dat ons vandaag bezighoudt, zou
ik derhalve willen bepleiten, dat iemand in staat moet zijn via het
instituut van de levensverzekering zijn inkomen tijdens zijn actieve
pcrioc e voor een deel over te hevelen naar de periode, waarin hij
e) Pi of. Dr. M. J. H. Smeets, Levensverzekering en belastingpolitiek, in de
bundel „Vijf vragen op levensverzekeringgebied". Uitg. „De Olveh van 1879",
's-Grav enhage 1954.