2013 sparingen om in gunstige omstandigheden iets boven de besparin gen vis de levensverzekering uit te komen. (vlg. 1924—1928 en Ï9531957), terwijl in tijden van politieke spanning of nog onvol doende behoeftebevrediging de spaargelden een minder stabiel ver- mogem bestanddeel vormen dan de premiereserve bij de levensver zekeringmaatschappijen. (vgl. 1935—1939 en 1948—1952). Dat vvil niet zeggen, dat een verminderde toeneming of een af neming van de spaartegoeden ook een werkelijke vermindering van het sparen betekent; dit is niet nodig, omdat het ook kan gaan om een tijdelijke voorkeur voor het aanhouden van liquiditeiten in de geldvo: m of zelfs (men denke aan 1957) om een omzetting van spaartegoed in andere beleggingsvormen. Ook bij de levensverze kering spelen dergelijke vermogensmutaties een rol en wellicht een nog belangrijker rol omdat het ontvangen van bedragen, die niet tot de opende besparingen behoren (koopsommen) en het uitkeren van sommen, die niet tot het lopende inkomen kunnen worden ge rekend (kapitaalsuitkeringen) een essentieel onderdeel van het be drijf vormen. Daarom geven de door mij gegeven percentages ook niet weer wat er aan nieuwedat wil zeggen: in het lopende jaar, gevormde besparingen naar het levensverzekeringsbedrijf toe stroomt. Groot is het verschil in cijfers echter niet en het is voor de plaftsbepaling van de levensverzekering in het nationaal vermo gen oo t niet van overwegend belang. Voor een beoordeling echter van de mogelijkheden, die de naar de levensverzekering per saldo toevlot iende bedragen bieden in verband met de in ons land nood- zaklijk investeringen dient men in het oog te houden dat alleen het bedrag, dat ook macro-economisch een besparing voorstelt (het welk men globaal kan berekenen als de premies plus de berekende interes: minus de uitgekeerde renten en de kosten), kan dienen tot verderuitbreiding van onze kapitaalgoederenvoorraad. Alvorens hierop nader in te gaan zou ik thans eerst iets over het micro-economische aspect willen zeggen. Dit is zeker niet minder belangrijk, aangezien het toch de behoeftebevrediging van de indi viduele persoon of van het gezin is, waarop alle economische activi teit is gericht. Bij de levensverzekering mag daarbij de nadruk wel vallen op het woord „individueel" want het bedrijf heeft zich steeds meer ;;odanig ontwikkeld dat aan alle mogelijke individuele wen sen to het verkrijgen van een uitkering bij een bepaalde gebeurte nis of n een bepaalde periode kan worden tegemoetgekomen. Blijk baar is dit een dienst, die met name door de Nederlandse consument

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 15