2008
periodiek onderwerpen van alle boerenleenbanken aan een z.g. bui
tengewone inspectie.
Daarbij wordt aangetekend dat de centrale inspectie bij haar bui
tengewone inspectie tegelijkertijd de gewone inspectie verricht zo
dat in dat jaar geen controle van de zijde der districtsinspectie
plaats vindt.
Wij verwachten, dat de instelling van deze centrale inspectie
de volle instemming zal hebben van de beheerders, die immers hun
verantwoordelijkheid alleen maar kunnen dragen wanneer zij we
ten, dat zij hierbij ter zijde worden gestaan door een inspectiedienst,
die een doeltreffende en sluitende controle verricht.
£,en tweede "^lloo}dini>pecteur
Nu door deze wijzigingen in de organisatie van de inspectie
dienst de taak van de Hoofdinspecteur verzwaard wordt en de heer
Erkelens daarnaast voorlopig de taak van districtsinspecteur in de
districten Breda en Eindhoven moet waarnemen, rees de vraag of
het niet wenselijk was om naast de heer Erkelens een tweede
hoofdinspecteur te benoemen.
Als zodanig is met ingang van i januari 1959 door het Bestuur
van de Centrale Bank benoemd de Heer Drs. G. A. A. van der
Linden.
De Heer van der Linden was reeds in juni 1956 door het Bestuur
belast met de waarneming van de werkzaamheden van de geëmi
greerde hoofdinspecteur, de Heer N. J. J. van Wijk, met uitzon
dering van die van de hoofdinspectie.
In deze taak had hij de leiding van de afdeling Controle en Sta
tistiek, terwijl ook de afdelingen Propaganda en Bedrijfsorganisatie
onder zijn supervisie vielen.
Daar juist deze afdelingen sterk verbonden zijn met het werk
van de inspectiedienst, lag het als het ware voor de hand de Heer
van der Linden te benoemen tot hoofdinspecteur, teneinde de nood
zakelijke coördinatie van de verschillende afdelingen te waarborgen.