194° leenbanken verbonden spaarbanken, die bij een Centrale Bank zijn aangesloten, maakten het derde milliard gulden aan toevertrouwde spaargelden vol. Als gevolg van de ongelijke groei van het spaarbankwezen kwa men er ook verschuivingen tot stand in het aandeel van de verschil lende organisaties in het totaal van de aan spaarbankinstellingen toevertrouwde spaargelden. Procentuele verdeling van het totale spaartegoed 31 dec. 1948 36,3% 26,2% 24,8% i2,7°/o 37,5 °/o 31 okt. 1958 28,6% 29,5% 26,6% 15,2%) 41,8% Opmerkelijk is de toeneming van het procentuele aandeel van de boerenleenbanken in het totaal van de aan spaarbankinstellingen toevertrouwde spaargelden. De relatieve verbetering van de wel vaartspositie van het platteland vergeleken met de periode van voor 1940 komt daarin tot uitdrukking. Het zou onjuist zijn op grond van de bovenvermelde cijfers deze verbetering op rekening te schrijven van de hogere rentabiliteit van het land- en tuinbouwbe drijf na de oorlog dan daarvoor viel te constateren. Het is immers geenszins zo, dat de boeren en tuinders het merendeel van de spaar ders bij de boerenleenbanken vormen. Zijn zij in de minderheid wat betreft het aantal spaarders, wat betreft de herkomst van de spaartegoeden komt bij de boerenleenbankorganisatie van Eindho ven iets meer dan de helft op naam van de agrariërs. Illustratief voor deze verdeling zijn de navolgende staatjes be treffende herkomst der spaarders: De herkomst der spaarders per 31 december 7957. C.C.R.B. Land- en Tuinbouwers Middenklasse Arbeiders Ondernemers Zelfstandige beroepen Verenigingen etc. Diversen aantal 258.065 44,5 58.463 10,1 149.505 25,7 60.316 10,4 5.806 0,9 20.247 3,5 29.040 4,9 Totaal 581.442 100%

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 6