1982
op de dag, waarop het bedrag van 50 millioen zou zijn bereikt.
Reeds op de eerste dag der afgifte werd dit totaal bijna gehaald; op
31 oktober werd de vijftig millioen overschreden en sloot dus de
emissie. Naar later bleek, was in twee dagen tijd bijna 67 mil
lioen belegd in deze nieuwe (derde) Rentespaarbrieflening. De le
ning 1952 doet thans ongeveer 130%), de lening 1957 gaat zeer goed
op 114 a 115% en de jongste lening 1958 werd in de eerste dagen
van haar bestaan verhandeld op goed ioo°/o.
Op 10 november volgde de inschrijving op de eerste Staatslening
van dit begrotingsjaar: een 4J/2%> lening van 250 millioen tegen
98% met (voor het eerst voor wat betreft onze staatsleningen) een
verbod van vervroegde aflossingen gedurende de eerste tien jaren
van de looptijd. Met deze voorwaarden lag de nieuwe lening ruim
genoeg boven het marktniveau om bij voorbaat van het slagen de
zer lening verzekerd te zijn en tevens om een goed klimaat te
scheppen voor de volgende leningen, waarmede de Minister van
Financiën zonder twijfel nog zal komen. Er werd voor meer dan
een miljard ingeschreven en het toewijzingspercentage werd 20. AI
direct na de toewijzing werd de nieuwe lening met 1 punt winst
verhandeld; kansen op verdere koersstijging zitten er zonder twij
fel volop in.
Vooral door de grote toevloed van deviezen bleef de geldmarkt
zeer ruim; herhaalde malen was het zelfs zo, dat daggeld ook tegen
de reeds sterk verlaagde callgeldrente niet was te plaatsen. Deze
ontwikkeling was voor De Nederlandsche Bank aanleiding om te
besluiten tot haar vierde discontoverlaging van dit jaar. Bij de laat
ste jaarwisseling gold nog het zeer hoge disconto, dat tijdens de de-
viezencrisis van augustus 1957 was vastgesteld (promessendisconto
$]/2°/o); in vier etappes is nu het disconto met totaal 2°/o verlaagd;
sinds 15 november geldt een promessendisconto van 3 3^2°/o.
Al zal ook de kapitaalmarkt wel de weerslag van deze disconto
verlaging ondervinden, toch mag op dit moment de invloed van de
7.0 ruime geldmarkt op de kapitaalmarkt niet worden overschat. Er
bestaat immers zulk een enorme behoefte aan langlopend credict,
dat een rentedaling van betekenis op dit gebied wel uitgesloten
moet worden geacht. De kapitaalvraag van de Staat en van de lage
re overheid is zo groot en blijkbaar zo dringend, dat deze voorlopig
nog wel een barrière zal vormen voor een verdere rentedaling. Ook
de koersen en rendementen van reeds ter beurze genoteerde obliga
tieleningen wijzen duidelijk in die richting.