1966
jonge landbouwers (tot 35 jaar), zoals deze sinds enkele jaren door
het Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet en de Centrale Kas
voor Landbouwkrediet worden verstrekt. Een speciale studie van
de Algemene Spaar- en Lijfrentekas over het Belgische landbouw
krediet geeft de volgende karakteristiek van deze kredietverlening:
„Eerstgenoemde zijn bestemd om aan jonge landbouwers, die een
bedrijf willen opzetten, de gewenste financiële hulp te bezorgen. De
jonge landbouwer beschikt normaal slechts over zeer bescheiden
middelen, terwijl het hem moeilijk zou zijn tegen de gewone voor
waarden van de kredietmarkt opgenomen verbintenissen na te ko
men. De te zijnen gunste ingerichte leningen worden dan ook ge
kenmerkt door bij zijn mogelijkheden aangepaste modaliteiten,
o.in. door milderingen op het stuk van rentetarieven en waarbor
gen en door vrijstelling van afbetaling gedurende twee of drie ja
ren. De voorwaarden, die moeten vervuld worden voor het verkrij
gen van die met aanzienlijke voordelen begiftigde leningen, worden
nauwkeurig bepaald: de geldnemer mag niet ouder dan 35 jaar zijn,
hij moet van onberispelijk gedrag en zeden zijn, hij moet boven
dien, in de praktijk of door geëigende studies en een voldoende
proeftijd, van een gepaste vorming blijk geven".
De rente voor deze kredieten bedraagt 3%, hetgeen inderdaad
een aanmerkelijke verlichting betekent. In België komt deze vorm
van steun meer voor: ook de Spaar- en Lijfrentekas en eveneens de
overheid plegen aan bedrijfstakken waaraan zij hulp wensen te ver
lenen, kredieten tegen een lagere dan de marktrente te verlenen.
Ook in andere Europese landen is dit gebruikelijk. Het zal in het
kader van de Europese Economische Gemeenschap nodig zijn om
deze vorm van subsidiëring nader te bestuderen. Daarbij moet,
dunkt mij, een onderscheid worden gemaakt naarmate het rente
verlies genomen wordt door de betreffende instellingen zelf, zoals
bij de steun aan jonge landbouwers in België het geval is, dan wel.
dat het de overheid is die ten laste van de algemene middelen de
subsidie verleent.
Vergelijkt men deze vorm van steun met dc hulp welke in Ne
derland door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en de Pro
vinciale waarborginstituten voor de tuinbouw wordt verstrekt, dan
lijkt het mij, dat in België de nadruk meer valt op de steun voor
jonge boeren en op de lage rente. In Nederland valt het accent meer
,5) Verslag Algemene Spaar- en Lijfrentekas, aanvullende studiën bij verslag
over 1956, blz. 198-199.