I9I4 loop van 1958 heeft zich echter bij de boerenleenbanken weder om een snelle daling in de hypo theekrente voltrokken. Waar schijnlijk voeren de spaarbanken op dit punt een ander beleid en passen zij t.a.v. de rentecondities de clausule toe: voor vijf jaar vast, waardoor uiteraard de aan passingsmogelijkheden beperkt zijn. Ook rijst in dit verband de vraag of de spaarbankinstellin gen in de periode van lage rente voor 1956, toen ook mogelijkhe den voor uitzetting op hypo theek relatief beperkt waren, niet een te hoge spaarrente heb ben vergoed? Heeft dit niet ertoe geleid, dat daardoor relatief veel van het toevertrouwde spaargeld in lang lopende laagrentende fondsen moest worden belegd, ten aan zien waarvan de mogelijkheid van rente-aanpassing is uitgeslo ten? Indien in deze de boerenleen banken een beter beleid zouden hebben gevoerd, kan haar daar van moeilijk een verwijt worden gemaakt. In ieder geval zien wij geen reden om te suggereren, dat voor de boerenleenbanken de factor beleggingen een be langrijker uitgangspunt zou zijn dan het aankweken van de spaar zin. Het door de boerenleenban ken gevoerde rente- en beleg gingsbeleid is o.i. ongetwijfeld aan het aankweken van de spaar zin en aan het inleggen van de bespaarde gelden bij de spaar- instellingen ten goede gekomen en doet zulks nog steeds. De re latief hoge spaarcijfers bij de boerenleenbanken getuigen daar van. Ook kan daarbij een zekere concurrentie met name mede op het stuk van de spaarrente, die wordt vergoed, niet worden ontbeerd. Dat in die concurren tie grenzen in acht genomen moeten worden spreekt vanzelf. Met name zal uit dit oogpunt te rughoudendheid moeten worden betracht wat betreft de aanbie ding van bijzondere attracties, zoals b.v. die in de vorm van premies, die reeds bij eerste in leg worden toegekend. Het uit loven van dergelijke premies aan jeugdige spaarders, die binnen het kader van de jeugdspaarwet bij een bepaalde spaarbankinstel ling zouden gaan sparen, een ini tiatief, waarvan een landelijk ge organiseerde spaarbank de eer voor zich kan opeisen het te hebben uitgevonden, hebben wij niet kunnen toejuichen. Dat dit initiatief begraven is in het over leg tussen de spaarbankinstellin gen, waaruit het besluit is gebo ren om met ingang van 1 okto ber j.1. dergelijke premies niet meer te verlenen, daarover kun nen wij geenszins rouwen. Inte gendeel, het kan ons versterken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 12