ï879
voorziening van onze gelukkig
nog steeds op verdere expansie
ingestelde gemeenschap. Ook in
de jongste troonrede, een staats
stuk, dat thans niet voor behan
deling in aanmerking komt,
maar waarop ongetwijfeld wel
een beroep mag worden gedaan,
gezien het gewicht van dit
staatsstuk voor het gehele over
heidsbeleid, is daaraan uitdruk
king gegeven.
In de troonrede is n.1. gesteld
geworden: „een hoog niveau van
besparingen voor het welzijn
van ons volk nu en in de toe
komst is dringend geboden".
Waarop onmiddellijk volgt:
„het beleid zal daarop dan ook
gericht blijven. Bij de uitwer
king van het bezitsvormingsbe-
leid op onderscheidene terreinen
zal met deze omstandigheid re
kening moeten worden gehou
den."
Mede in het licht van deze
belangrijke verklaring gevoel ik
behoefte uitdrukking te geven
aan mijn erkentelijkheid, dat in
de Memorie van Antwoord aan
deze Kamer op het Wetsont
werp no. 4742 zo uitvoerig is
ingegaan op de opmerkingen
van vele leden omtrent het ver
loop der besparingen in ons land
gedurende de laatste jaren. In
dat verloop werd door deze le
den een ontwikkeling bespeurd,
die hun zowel uit algemeen
maatschappelijk oogpunt als in
financieel economisch opzicht
bedenkelijk voorkwam.
Uit maatschappelijk oogpunt,
omdat blijkbaar de toeneming
van particulier bezit in eigen
dom bij de grote massa van ons
volk ten achter is gebleven bij
de vermogensvorming door de
overheid alsmede bij de vermo
gensvorming in collectief bezit.
Tegen dit achterblijven van de
toeneming van particulier bezit
in eigendom bij de grote massa
gingen de bedenkingen van de
in het Voorlopig Verslag aan
het woord zijnde vele leden,
zonder dat zij daarbij beoogden
mede een oordeel van bedenke
lijkheid uit te spreken hetgeen
blijkens de Memorie van Ant
woord blijkbaar door de be
windslieden zo is begrepen
over het sparen door de Over
heid als zodanig, een onderwerp,
waarvan de bespreking gevoege
lijk gereserveerd kan blijven
voor de algemene financiële be
schouwingen, een onderwerp
trouwens, dat blijkbaar, gelet op
de laatste Miljoenennota, veel
van zijn actualiteit heeft verlo
ren.
Wat betreft de beoordeling
van het verloop der overheids-
besparingen in het verleden,
wordt in de Memorie van Ant
woord de suggestie gedaan tot
een vergelijking van de cijfers
in de jaren 1950 tot 1952 met