1882
ook dc medewerking van maat
schappelijke groeperingen en
van financiële instellingen, van
handelsbanken en van spaarin-
stellingen niet worden ontbeerd.
Is het buitenland, met name
Duitsland, ons in dit opzicht
niet vooruit, waar in 1957 reeds
tot stand kwam een „Gesetz be-
züglich Kapitalanlagegesellschaf-
ten" met toepassing waarvan
b.v. door een twaalftal „Landes-
banken" en „Giro Zentralen"
werd in het leven geroepen het
z.g. „DEKA fonds", d.w.z. de
Deutsche KapitalanlagegesclI-
schaft m.b.h. Deze is overgegaan
tot de uitgifte van z.g. „Invest-
mentanteile" in een gemeen
schappelijk fonds van Duitse
aandelen, waarvan per 1 juli
1958 reeds 40 millioen D.M. wa
ren geplaatst overwegend bij
kleinere spaarders in posten van
1 tot 10 stukken tegen een af-
giftcprijs van oorspronkelijk
100 D.M., die sinds december
1957 reeds tot 114 D.M. was
verhoogd. Met toepassing van
genoemde wet is een dergelijk
beleggingsinstituut niet alleen
vrijgesteld van wat wij zouden
noemen dc vennootschapsbelas
ting, maar zijn ook de winstuit
delingen van dergelijke institu
ten vrijgesteld van de belasting,
die gelijk kan worden gesteld
met onze dividendbelasting, het
geen uiteraard voor kleine spaar
ders, die niet of nagenoeg niet
in de sfeer van de inkomstenbe
lasting vallen van het grootste
belang is. Waar blijven in ons
land de overeenkomstige initia
tieven?
Zou de creatie van overeen
komstige mogelijkheden in ons
land niet bevruchtend kunnen
werken op het tot stand komen
in ruimere mate dan thans het
geval is van spaarregelingen en
winstdelingsregelingen in bedrij
ven, indien bij voorbaat organen
waren gecreëerd, die in deze ad
viserend zouden kunnen optre
den en tegelijk zouden kunnen
bevorderen, dat de financiële re
sultaten van dergelijke regelin
gen niet in de consumptieve
sfeer terecht komen, doch wor
den uitgekeerd in de vorm van
„investment-certificaten".
Indien ik verder het pleit zou
willen voeren voor een meer
weidse en een meer op nationaal
niveau gebrachte behandeling
van deze problematiek, dan denk
ik voorts niet zo zeer aan een
opnieuw in het leven roepen van
een nationale spaarraad alhoe
wel de wijsheid, die destijds de
stoot gaf tot de oprichting van
deze raad hoger dient te worden
aangeslagen dan die, welke haar
weer ophief en waarbij ook niet
onvermeld mag worden gelaten,
dat het een werkcommissie van
de Nationale Spaarraad was,
waarin voor de eerste maal re
dactionele vorm werd gegeven