RENTEDALING
BIJ DE BOERENLEENBANKEN
De derde disconto-verlaging
in een tijdsverloop van een half
jaar, die 13 juni j.1. door De Ne-
derlandsche Bank werd aange
kondigd, getuigt van een verras
send snelle ontspanning op de
geld- en kapitaalmarkt in ons
land. Kon de aanpassing daaraan
bij onze boerenleenbanken zich
tot nu toe beperken tot enige
correcties, omdat de uitzonder
lijk hoge rente, die omtrent de
jaarwisseling gold, met name in
de debetrente-tarieven slechts
gedeeltelijk was gevolgd, inmid
dels heeft de rente-ontwikkeling
naar beneden een peil bereikt,
dat de bij onze boerenleenban
ken geldende rente-tarieven niet
onberoerd kon laten.
Een verdere verlaging van de-
bet-rentetarieven bij onze boe
renleenbanken was echter niet
mogelijk zonder ook met ingang
van 1 juli de rente voor dade
lijk opvraagbare spaargelden te
verlagen. Het is bekend, dat
wij daarmede bij voorbaat heb
ben rekening gehouden en steeds
hebben te kennen gegeven, dat
wij ons niet op het standpunt
stelden, dat een creditrente van
3 3^4°/o voor spaargelden, die wij
per 1 januari 1958 adviseerden,
voor het gehele jaar zou moeten
blijven gelden. Zoals ook op de
Algemene Vergadering werd
uiteengezet, kunnen de moge
lijkheden voor de spaarvorming
bij spaar- en boerenleenbanken
onder de geldende omstandighe
den gunstig worden genoemd.
Uit dien hoofde is er thans geen
dringende aanleiding meer om
een boven het algemeen niveau
uitgaande spaarrente te handha
ven. Indien wij nu voor de keu
ze staan om of de spaarrente
van 3J4%> over de gehele lijn te
handhaven zonder verdere ver
laging van de debetrente-tarie
ven dan wel de spaarrente te
verlagen en daardoor ook de
mogelijkheid te openen voor een
verdere verlaging van de debet
rente-tarieven, dan menen wij in
overeenstemming met de opzet
van onze landbouwcredietorga-
nisatie aan het laatste de voor
keur te moeten geven.
Dientengevolge heeft ons be
stuur besloten om de aangeslo
ten boerenleenbanken te advise
ren met ingang van 1 juli de cre
ditrente voor dadelijk opvraag
bare spaargelden voor de tweede
helft van het jaar te stellen op
3% m.d.v. dat de creditrente
van 3/4°/o gehandhaafd blijft
voor z.g. gebonden spaarreke-