i8oo len ten opzichte van gebouwen en/of grootte goede of bedui dend betere situatie is gebracht. Gebieden en bedrijven, ten aan zien waarvan zulks niet bet ge val is, mogen naar het oordeel der Commissie niet onder deze afzonderlijke landbouwkundige toetsing vallen. De Commissie heeft zeer ernstige bezwaren te gen deze afzonderlijke toetsing, voor zover bet betreft pacht overeenkomsten met familiele den, zoals deze in de pachtwet wordt voorgeschreven. Nog ernstiger en wel onoverkomelij ke bezwaren koestert zij tegen de in het betreffende wetsont werp voorgestelde speciale toet sing van vervreemdingsovereen komsten met familieleden. De pachtwet en de wetgeving op het gebied van de vervreem ding van landbouwgronden zul len aan deze zienswijze moeten worden aangepast. h. De Commissie kan zich verenigen met de voorstellen tot herziening van het Burgerlijk Wetboek, welke betrekking heb ben op het erfrecht. De voor gestelde bepalingen hebben vooral ten doel tegen te gaan dat een (onverantwoorde) ver koop of scheiding van boerde rijen optreedt. Een goede voor lichting zal ook op dit terrein echter onontbeerlijk zijn. i. Het eventueel stellen van zekere minimum-eisen ten aan zien van de persoon aan kandi daat-exploitanten van agrarische bedrijven ontmoet bij de Com missie geen bedenkingen van principiële aard. De ontwikke ling, welke ten aanzien van het volgen van agrarisch onderwijs door jonge en toekomstige boe ren en tuinders kan worden ge constateerd, en de te verwach ten grote moeilijkheden bij de uitvoering doen de Commissie echter neigen tot de conclusie, dat niet tot invoeren van deze vestigingseisen dient te worden overgegaan. j. Ten enenmale onaanvaard baar acht de Commissie het in voeren van vestigingseisen, aan kandidaat-exploitanten ten aan zien van de bedrijfsomvang te stellen. Zij grijpen veel te diep in de persoonlijke vrijheid en de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken personen in. Gelet op de huidige ontwikkeling is in voering van dergelijke eisen ook geenszins noodzakelijk, wanneer een actief beleid tot uitbreiding van de werkgelegenheid buiten de landbouw wordt gevoerd en daarnaast een intensieve agra- risch-sociale voorlichting wordt gegeven. Bovendien is het niet mogelijk goede maatstaven vast te stellen, aan de hand waarvan deze vestigingseisen in de prak tijk op een verantwoorde wijze zouden kunnen worden gehan teerd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 34