17 95
heer Van Hall heeft er tegen
over de geachte afgevaardigde
de heer Van Campen reeds op
gewezen, dat er sommige coöpe
raties zijn, die wel zeer sterk
zijn uitgegroeid. Er zijn inder
daad bepaalde bedrijven, die op
gelijkwaardige wijze concurre
ren met grote naamloze ven
nootschappen waarbij de rege
ling van de belastingheffing de
coöperaties ik zeg niet, dat
het een discriminatie of geen
discriminatie is; ik kom hierop
direct terug in een gunstiger
positie stelt dan het concurre
rende bedrijf in de N.V.-vorm.
Persoonlijk wil ik mij aansluiten
bij de sympathie, die de geachte
afgevaardigde de heer Van Ilall
voor de coöperatie als verschij
ningsvorm in onze maatschap
pij heeft uitgesproken. Ik ge
loof, dat daar bepaalde waarden
vertegenwoordigd zijn, waarvan
het jammer zou zijn, indien zij
verloren gingen. Dit betekent
echter niet, dat ik ten aanzien
van de coöperatie een fiscaal
privilege zou willen verdedigen.
Het lijkt mij, dat wij er in het
ruime palet van juridische vor
men, die ons maatschappelijk le
ven vertoont, verstandig aan
doen zo goed mogelijk de posi
ties tegen elkaar af te wegen om
als het ware niet door een fisca
le regeling een drang van de ene
rechtsvorm naar de andere te
bewerkstelligen. Het is een stel
ling, die wij jaar in jaar uit heb
ben gehanteerd bij de verhou
ding tussen de firma en de
naamloze vennootschap. Ik zou
het ook zo ten aanzien van de
N.V. en de coöperatieve vereni
ging willen stellen. De grote
vraag en dit is een feitelijke
vraag is echter, waar nu de
discriminatie begint en waar die
eindigt.
Wat is nu eigenlijk die discri
minatie? Als een groot winkel
bedrijf dat in N.V.-vorm wordt
geëxploiteerd, aan zijn afnemers
X °/o korting ten laste van de
winst mag geven, waarom zou
dit dan verboden zijn bij een
coöperatieve vereniging, die de
zelfde of een soortgelijke kor
ting aan haar afnemers garan
deert: waarom zou het dan voor
de hand liggen, dat de coöpera
tieve vereniging hetzelfde
doende over een deel van het
afnemersdividend belasting zou
moeten betalen? Aan de andere
kant ligt het ten aanzien van
sommige coöperaties weieens zo,
dat zij b.v. zuivere speculatie
winst, misschien zelfs winsten
op speculaties in effecten, die
met de eigenlijke bedrijfsvoe
ring niets te maken hebben, in
de vorm van prijstoeslagen aan
de leveranciers kunnen doen
toevloeien. Dit is een figuur,
waarbij men zeer wel eveneens
een vraagteken kan plaatsen.
Ik ben op het ogenblik bezig
dit punt als het laatste, dat ik