1767 treffend beleid, zijn volle toewijding, zijn energie, die hij zo gaarne voor de Bank inzette. Daarnaast wil ik wijzen op de zorg, die de heer Fleskens steeds gehad heeft voor allen, die bij het werk der Bank betrokken waren, op zijn verdiensten voor de Boerenhypotheekbank, waarvan hij Voorzitter was, op zijn aandeel in het tot stand komen en in de lei ding van het Gemeenschappelijk Bankkantoor. En zo zou ik kunnen doorgaan. U weet echter, dat reeds bij het 25-jarig jubileum van de heer Fleskens de toenmalige Minister van Landbouw, Mr. Dr. Deckers, met succes heeft weten te bevorderen, dat de heer Fleskens werd benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje Nassau voor de vele verdiensten, die hij voor het Landbouwcrediet had. Ik behoef niet meer te zeggen, om U te doen begrijpen, dat met de heer Fleskens een buitengewoon eminente Voorzitter heengaat. Waarom dan, zal men vragen, Iaat men zulk een voortreffelijk man gaan? Geachte vergadering, U weet dat even goed als ik: het zijn de Statuten, die dit voorschrijven. En nu is het merkwaardig, dat juist de heer Fleskens zelf welbewust meegewerkt heeft aan het tot stand komen van de statutaire bepaling, welke hem tot heengaan noopt. Ofschoon hij steeds tegen deze dag van afscheid als tegen een onoverkomelijke berg heeft opgezien, heeft hij toch gewild, dat men na het bereiken van de zeventigjarige leeftijd niet meer zou kunnen herkozen worden. Hij meende terecht dat bestuurs leden mensen moeten zijn, die in het volle leven staan en in de regel is dit bij zeventigjarigen en ouderen niet meer voor 100% het geval. Ofschoon zelf nog volkomen vitaal en kerngezond en een prach tig voorbeeld opleverende, dat uitzonderingen de regel bevestigen, wilde hij zelf het voorbeeld geven, daardoor zijn persoonlijke be langen bij die der bank achterstellende. En toch weten wij, bestuur ders en Directie, dat aan U, mijnheer Fleskens, het afscheid zwaar, zeer zwaar valt en dat U met hart en ziel aan Uw bank hangt. Ook de Raad van Toezicht, het Bestuur en de Directie zien tegen Uw afscheid op en hadden U gaarne nog lang voor de bank willen be houden. Wij weten echter, dat wij op Uw grote ervaring zo nodig steeds een beroep mogen doen. Wij denken daarbij speciaal nog

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1958 | | pagina 41