1766
ren leider was dit voor U niet moeilijk, maar de manier, waarop U
de problemen aan het Bestuur wist voor te leggen en de wijze,
waarop U in moeilijke gevallen een lijn wist uit te stippelen om tot
een succesvolle en tactvolle oplossing te komen, dwongen bewon
dering af. Daarbij kwamen de prettige wijze, waarop U de verga
deringen van het Bestuur wist te leiden en de manier, waarop U de
bestuursleden, in oprechte waardering voor hun persoon, tegemoet
trad. Daardoor ontstond als vanzelf een geest van openheid en on
derlinge waardering, welke niet alleen de vergaderingen zo prettig
maakte, maar ook bevruchtend werkte op de te nemen besluiten.
Ik mag in deze vergadering ook niet nalaten te vermelden de
grote diensten, welke de heer Fleskens aan de bank heeft bewezen
door het intens en veelvuldig contact, dat hij heeft gezocht en ge
vonden, met de besturen en de kassiers der plaatselijke banken. Tijd
noch moeite heeft hij hiervoor gespaard. Talloos zijn de banken, die
de heer Fleskens bij de een of andere gelegenheid bezocht en waar
hij de vergaderde leden toesprak. Dit is voor hem steeds een ge
noegen geweest om de eenvoudige reden, dat hij van de mensen
hield. Omgekeerd mag men zeggen, dat men de heer Fleskens gaar
ne zag komen, zo gaarne, dat er banken zijn, die, toen zij van het
heengaan van de heer Fleskens hoorden, de viering van hun jubilea,
welke dit jaar moest plaats hebben, hebben willen vervroegen. Ik zeg
dan ook niet te veel, als ik beweer, dat de heer Fleskens voor vele
leden een verpersoonlijking is van het Bestuur. Het Bestuur is voor
hen de heer Fleskens en de heer Fleskens is voor hen het Bestuur.
Zo waart U, mijnheer Fleskens, de beste ambassadeur, die de
Bank zich bij de plaatselijke banken en derzelver leden ook maar
had kunnen denken. U hebt door Uw innemende omgang een groot
wederzijds begrip en vertrouwen geschapen tussen de Centrale
Bank enerzijds en de plaatselijke banken en de leden daarvan ander
zijds, die voor de Centrale Bank en voor de goede gang van zaken
van onschatbare waarde, ja, onmisbaar zijn.
Ik zou er ook op kunnen wijzen, dat er in die 46 jaren natuurlijk
ook moeilijkheden zijn gerezen. Ik herinner aan de crisis der derti
ger jaren, aan de bezetting, aan de naoorlogse tijd; doch onder lei
ding van de heer Fleskens werden deze hindernissen glad genomen.
Zijn spreekwoordelijk optimisme speelde daarbij een grote rol.
Maar daarnaast waren toch ook van niet minder belang zijn doel-