1748
Uit de grote toeneming van het aantal spaarders n.1. van 481.000
per ultimo 1956 tot 607.000 per ultimo 1957 blijkt ook, dat er voor
onze boerenleenbanken nog een groot arbeidsveld ten platte lande
ligt als spaarbank voor al diegenen, die, ook wanneer zij in de
landbouw geen emplooi meer vinden, in de boerenleenbanken hun
vertrouwen blijven stellen.
Moge onze boerenleenbanken als spaarbank van en voor het plat
teland voor deze nieuwe categorie spaarders de steun blijven om
ook in hun nieuwe werkkring te volharden in de spaarzaamheid en
soberheid, waarin de plattelandsbevolking altijd heeft uitgeblonken.
Maar moge het ook zo zijn, dat door een wijs financieel beleid van
de landsoverheid, dat gericht is op waardevastheid van het geld,
zonder welke de grondslag ontbreekt voor een doeltreffende op de
toekomst gerichte werkgelegenheidspolitiek, het vertrouwen van
deze spaarders gehonoreerd kan worden in klinkende volwaardige
munt. Een volk, dat spaart, is zijn toekomst waard. Maar een rege-
ring, die de spaargelden verspilt, is door de spaarders niet gewild.
De krachtige toeneming van de aan onze boerenleenbanken toe
vertrouwde gelden, in totaal met 118 miljoen, vormde een deug
delijke financiële grondslag voor de financiering van de credieten
en voorschotten, die bij de boerenleenbanken werden aangevraagd.
Door passende maatregelen werd er voor gezorgd, dat de beschik
bare credietmiddelen voor de leden van boerenleenbanken ter be
schikking bleven. In totaal werd voor 93 miljoen nieuwe voor
schotten door de boerenleenbanken verstrekt. Ongetwijfeld een
hoog bedrag, waaruit blijkt, dat de boerenleenbanken steeds meer
een krachtige financiële hulp betekenen in het omschakelingsproces
naar een meer kapitaalintensief gevoerd bedrijf, waarin de onder
nemer zijn spaarzaamheid ook toont in het zo economisch mogelijk
gebruik van arbeidskrachten. Dat onze boerenleenbanken daarin
hun tijd verstaan, moge blijken uit het relatief hoog bedrag aan
voorschotten onder garantie van het Borgstellingsfonds voor de
Landbouw, dat door onze boerenleenbanken werd verstrekt, n.1.
23,2 miljoen per ultimo 1957 op een totaal van 45,5 miljoen.
Uit de beschreven gang van zaken bij de boerenleenbanken
vloeide voort, dat de tegoeden van de boerenleenbanken bij de Cen
trale Bank een stijging lieten zien en wel met een bedrag van ƒ37
miljoen. Hierdoor konden de op korte termijn belegde gelden van
de Centrale Bank wederom worden aangevuld, nadat daarin in de