ï74°
dragen ook voor onze Nederlandse land- en tuinbouw tot gunstige
resultaten zal leiden.
De renteverhoging tot 3%, ingaande op 1 januari 1957, voor da
delijk opvraagbare spaargelden, heeft, mede door de flinke spaar-
campagnes, geleid tot een spaarsaldo van 85 miljoen d.w.z. tot
het hoogste spaarsaldo in de groep van spaarbankinstellingen en tot
een saldo gelijk aan dat van het topjaar 1955.
De aan de aangesloten boerenleenbanken toevertrouwde spaar
gelden stegen met inbegrip van de bijgeschreven rente van 856
miljoen tot 967 miljoen. Deze aanzienlijke spaarvorming steekt
sterk af bij de ontsparing bij enige andere spaarbankinstellingen,
zoals in het jaarverslag is opgemerkt.
Het geld- en credietverkeer bij de aangesloten boerenleenbanken
en bij de Centrale Bank heeft door inperking van de looptijden van
door boerenleenbanken verleende voorschotten tot ten hoogste 20
jaren en een beperking daarvan tot leden van de boerenleenbanken,
waarbij voor uitleningen buiten de landbouw een maximumgrens
werd gesteld van 50.000,per post, geleid tot het beoogde re
sultaat van een aanpassing aan de acute geld- en kapitaalschaarste,
welke zich in het najaar van 1956 in alle scherpte deed gelden.
De toeneming van de crediet- en voorschotverlening, die zich op
een hoog peil bleef bewegen de crediet- en voorschotverlening
in de eigen kring van onze boerenleenbanken tot een bedrag van
71 miljoen beliep 140% van de overeenkomstige uitzettingen
door de boerenleenbanken aangesloten bij onze zusterorganisatie te
Utrecht kon geheel met de uit nieuwe spaarvorming verkregen
middelen worden gefinancierd. De financiële positie van de aange
sloten boerenleenbanken is in het verslagjaar weer aanzienlijk ver
sterkt. De toevertrouwde middelen namen toe met 118 miljoen gul
den, waardoor het totaal van de aan aangesloten boerenleenbanken
toevertrouwde middelen boven de 1 miljard gulden is gekomen, d.i.
twee maal zo hoog als het bedrag aan toevertrouwde middelen in
1948. De voortgaande toeneming van de aan boerenleenbanken toe
vertrouwde gelden maakt een verdergaande versterking van de re
serves der boerenleenbanken evenwel dringend gewenst. Ook de
krachtige stijging van de uitstaande credieten en voorschotten tot
bijna 500 miljoen gulden is slechts dan verantwoord, wanneer de