ió95
kans te geven. Ongetwijfeld
wordt op dit terrein in de be
staande samenwerking tussen
overheid en middenstandsbank
goed werk gepresteerd.
Het is uiteraard vanzelfspre
kend, dat in deze gevallen de
hoogste eisen dienen te worden
gesteld aan de betrouwbaarheid
en de bekwaamheid van de mid
denstander doch dit is eerder
een voordeel dan een nadeel te
noemen. En daarmede komt aan
de orde een tweede taak van de
overheid n.1. de zorg voor de
bevordering van het ontwikke
lingspeil.
In de laatste decennia kennen
we het middenstandsdiploma en
de diploma's van vakbekwaam
heid. Ik aarzel niet deze vereis
ten een zegen te noemen voor
het midden- en kleinbedrijf. Al
leen wanneer de middenstander
een brede ontwikkeling heeft in
het elementair gedeelte van
boekhouden handelsrekcnen
handelskennis en vooral in
de bedrijfseconomie en daar
naast een gedegen vakkennis be
zit, zal het midden- en kleinbe
drijf in staat zijn op te tornen
tegen het grootbedrijf.
Daar een goede ontwikkeling
in het midden- en kleinbedrijf
een maatschappelijk belang is,
is het een taak van de overheid
erop toe te zien, dat de midden
standers het ontwikkelingspeil
bereiken, dat nodig is voor een
goede zaakvoering. Want wan
neer een persoon deze ontwik
keling niet heeft en mislukt
komt dit niet alleen op hem zelf
neer, maar heeft hij meestal al
grote schade toegebracht aan de
andere bedrijfsgenoten.
Fiscaal.
Naast deze taken welke in
eerste instantie ten doel hebben
de economische achtergrond
van het bedrijf te verstevigen,
ligt er met het oog op de bezits
vorming in het midden- en
kleinbedrijf ook een overheids
taak op fiscaal gebied.
Een eerste maatregel op fis
caal gebied voor het klein- en
middenbedrijf is te vinden in de
regels van voorraadwaardering.
Zoals bekend is het thans fiscaal
toegestaan de voorraden te
waarderen volgens het ijzeren
voorraadstelsel, een stelsel dat
hierop neerkomt, dat men de
voorraad, die noodzakelijk in
het bedrijf aanwezig moet zijn,
telkenjare waardeert op vaste
basisprijzen, waardoor dus de
prijsstijgingen in de voorraad
niet meer tot de fiscale winst
gaan behoren. Bovendien kan,
indien in enig jaar de werkelijke
voorraad tijdelijk daalt beneden
de aangenomen voorraad, een
reserve tot heraanschaffing wor
den opgevoerd.