ï6p4
vermogen gedurende het gehele
jaar verminderd met de te ma
ken opbrengst bij belegging ge
durende de periode, dat men het
geld niet nodig heeft. Alleen
door deze vergelijking is men in
staat te bepalen of men met
eigen lang vermogen dan wel
met vreemd kort vermogen
moet financieren. Ziedaar
M.d.V. een nadere verklaring
van de in het programma opge
nomen stelling dat de alternatie
ve aanwendingsmogelijkheid van
koopkracht in gezin en bedrijf
in harmonisch verband moet
worden geëffectueerd.
Taak van de overheid.
Algemeen.
Nadat we in het voorgaande
behandeld hebben de belangrijk
heid van de bezitsvorming zo
wel maatschappelijk bezien als
voor het individu en vervolgens
een reeks economische proble
men besproken hebben welke
ten nauwste verband houden
met de spaarcapaciteit in het
klein- en middenbedrijf, zal
thans worden nagegaan welke
de overheidstaak is speciaal met
betrekking tot de bezitsvorming
in het midden- en kleinbedrijf.
Uiteraard geldt hierbij in ge
lijke mate wat reeds in het be
gin werd gezegd t.a.v. de bezits
vorming in het algemeen n.1.
dat de overheid heeft te zorgen
voor een gunstig spaarklimaat.
Ook hierbij speelt, in het belang
van een gezonde financiering
van het bedrijf, de waardevast
heid van het geld een grote rol.
Met name het midden- en klein
bedrijf, dat wat zijn financiële
grondslag betreft, overwegend
op zelffinanciering is aangewe
zen, is met waardevast geld het
meest gebaat. Alleen op basis
daarvan is een juiste calculatie
in het bedrijf mogelijk en kan
worden voorkomen, dat ogen
schijnlijke winstposities toch
nog in verliezen verkeren.
Daarnaast heeft echter de
overheid ook specifieke taken
t.a.v. de mogelijkheden tot be
zitsvorming in het midden- en
kleinbedrijf. In dit verband kan
worden genoemd het belang er
voor te zorgen, dat het midden-
en kleinbedrijf crediet kan ver
krijgen op billijke voorwaarden.
Dit betreft nog niet zozeer het
crediet op zakelijk onderpand,
als wel de credietverlening in de
vertrouwenssfeer waardoor ook
aan degenen, die zakelijk onder
pand missen crediet kan worden
ver! d, dan wel zo nodig tot
een hoger percentage van de on-
derpandswaarde als gebruikelijk
is. Op deze wijze is het moge
lijk economisch gewenste uit
breidingen in het midden- en
kleinbedrijf te bevorderen en
aan goede krachten, al zijn ze
niet direct kapitaalkrachtig, een