1688
Bezitsvorming in het klein- en
middenbedrijf.
Wanneer we nu overgaan tot
de behandeling van de mogelijk
heden tot bezitsvorming in het
midden- en kleinbedrijf dan zal
het U niet verbazen, dat ook
voor deze bezitsvorming het
sparen weer het centrale pro
bleem is. Doch, en dit vormt een
groot verschil tussen de mid
denstand en de overige spaar
ders, bij de middenstand is de
beïnvloeding van de mogelijk
heid tot sparen veel groter dan
bij de overige spaarders. Deze
overige spaarders zijn over het
algemeen mensen met een vast
inkomen. Dit inkomen gegeven
zijnde, wordt hun spaarmoge
lijkheid alleen beïnvloed door
de hoogte van hun consumptie
ve uitgaven. Dit nu ligt bij de
middenstand anders. Uiteraard
wordt de spaarmogelijkheid ook
hier beïnvloed door de hoogte
van de consumptieve uitgaven,
maar daarnaast bestaat er een
veel grotere mogelijkheid om het
inkomen te beïnvloeden. De ma
te van zelfwerkzaamheid be
paalt voor een deel de hoogte
van het inkomen en deze marge
is dikwijls voor de spaarmoge
lijkheid groter dan de marge die
de verlaging van de consumptie
ve uitgaven biedt. Doch deze
inkomensverhoging zal alleen
dan effect sorteren, indien ze
gevolgd wordt door sparen, het
geen dan zijn weerslag vindt in
het beleggen in eigen bedrijf of
in andere waarden. Deze inko
mensverhoging en daardoor de
verhoging van de spaarcapaciteit
is te vinden in de uitoefening
van het bedrijf en zal geëffec
tueerd kunnen worden langs
twee wegen en wel door verho
ging van de baten en door ver
laging (althans relatief) van de
lasten. Op deze beide facetten
van het vraagstuk zou ik thans
iets dieper willen ingaan.
Mogelijkheden in het eigen
bedrijf.
Wat betreft de verhoging van
de baten is het uiteraard duide
lijk, dat dit ziet op de uitbrei
ding van de omzet. Onder om
zet versta ik hier zowel de op
brengst van leveringen als de
opbrengst van diensten. De mid
denstander zal steeds werkzaam
moeten zijn om de omzet te sti
muleren. Als zeer belangrijke
factor geldt hierbij de omgang
met zijn clientèle. We kennen
allen de term „de klant is ko
ning" en dit moet de midden
stander zich zeker realiseren.
Doch dit moet niet leiden tot de
opvatting dat alles aan de klant
moet worden toegegeven. Wan
neer men dit doet zal men met
tertijd de klant verliezen. De on
dernemer in het midden- en
kleinbedrijf heeft dit grote voor
deel t.o.v. het grootbedrijf, dat