[üHci(muu>-ccm(ml<icfi nieuwl
Rondom
het melkprysdebat
Vorige maal maakten we mel
ding van verschillende geruch
ten, welke betrekking hadden
op plannen van de regering ten
aanzien van het melk- en zuivel
beleid 1957/1958. Toen werd de
verwachting uitgesproken, dat
getornd zou worden aan de
kostprijsberekeningen van het
Landbouw-Economisch Insti
tuut, dat de garantieprijs be
perkt zou worden tot een be
paalde hoeveelheid en dat niet
overgegaan zou worden tot een
algemene verhoging van het vet
gehalte van de consumptiemelk.
De geruchten bleken een belang
rijke kern van waarheid te be
vatten.
In de „nota betreffende het
melk- en zuivelbeleid voor het
melkprijsjaar 1957/1958" stelde
Minister Vondeling de leden van
de Eerste en Tweede Kamer op
de hoogte van de beslissingen,
welke door de regering op dit
terrein waren genomen. De be
langrijkste beslissingen waren
wel de volgende.
1. De regering zal, ook voor
melk, het beleid van garan
tieprijzen voortzetten. Hier
bij zullen de kostprijsbereke
ningen van het L.E.I. als ba
sis dienen. Tegen de kost
prijsberekeningen van melk
heeft de regering geen be
zwaren van overwegende
aard, bezien vanuit bedrijfs
economisch standpunt. Maar
de regering wil geen kost-
prijzenbeleid voeren, doch
een beleid gericht op het
waarborgen van een zeker
(minimum-)inkomen. In ver
band daarmede meent de re
gering het recht te hebben
bij de vaststelling van garan
tieprijzen zich ten dele los
te maken van de berekende
kostprijzen.
Dit heeft zij bij de vaststel
ling van de garantieprijs
voor melk gedaan. Het Land
bouwschap had voorgesteld
deze prijs vast te stellen op
29,8 cent per kg melk met
3,7% vet. De regering stelde
de garantieprijs vast op 28,85
cent, d.w.z. 0,95 cent lager.
Voor 0,6 cent is dit het ge
volg van een andere en wel
hogere waardering van de
aftrekpost „omzet en aan
was" van de veestapel. Een
korting van 0,15 cent werd
toegepast door de rentever
goeding over het kapitaal,
gestoken in de dode en le
vende inventaris, met een