1532 gen betreffende mogelijkheden voor de bouw tegen een aan vaardbare huurprijs van andere dan woningwetwoningen; wordt met name het verschil in huur tussen de verschillende woning soorten niet nog groter als de gelden voor de volkswoningen tegen lagere rente dan de markt- rente worden beschikbaar ge steld? In de Tweede Kamer zijn ook denkbeelden geopperd voor een wettelijke regeling met betrek king tot de bestemming van ka pitaalmarktmiddelen ter oplos sing van de hiervoor aangeduide financieringsmoeilijkheden in de overheidssector. De stelling, dat de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën voor het financieel gebeuren zover zou gaan (zie Handelingen Tweede Kamer pag. 398, linkerkolom), dat de Minister wettelijke be voegdheden zou moeten bezit ten ten aanzien van de vraag of de kapitaalmarktmiddelen aan de overheid ten goede komen en tegen welke rente, lijkt moei lijk te verdedigen. De rente als prijs, die resulteert uit de vraag- en aanbodverhoudingen op de kapitaalmarkt, leent zich niet voor een wettelijke regeling, terwijl de beleggingsbestemming van de kapitaalmarktmiddelen in beginsel ter vrije keuze dient te blijven van de fondsenbezit- ters, aan wie deze middelen in eigendom zijn overgedragen. Wel zou de vraag kunnen wor den gesteld, of terzake van het kapitaalmarktgebeuren als zo danig niet meer inzicht moet worden verschaft en of niet moet worden voorkomen, dat zich storingen voordoen als ge volg van een te snelle opeenvol ging van emissies. Met waarde ring kan op dit punt worden ge waagd van het streven van de di recties van het Centraal Bureau Statistiek en van het Centraal Plan Bureau om tot een meer omvattende en snellere bericht geving te komen inzake kapi taalmarkttransacties. Of zulks voldoende is, is evenwel voor twijfel vatbaar, vooral nu het systeem van voorbeleggingen waarschijnlijk niet van voorbij gaande aard zal zijn. Ren wette lijke registratieplicht terzake van het kapitaalmarktgebeuren komt stellig voor nadere over weging in aanmerking. Daarbij dient de vraag onder ogen te worden gezien, of ten aanzien van het emissiewezen op de duur zal kunnen worden vol staan met het gentlemen's agree- ment tussen De Nederlandsche Bank en de handelsbanken, waarnaar door de Minister werd verwezen (zie Handelingen Tweede Kamer pag. 387 rech terkolom). Dit agreement be perkt zich immers tot emissies van 10 milliocn en hoger; met opeenvolgende emissies

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 8