1481
In dit laatste opzicht is er ove
rigens een kenmerkend verschil
waar te nemen tussen de werk
wijze van de boerenleenbanken,
aangesloten bij de Coöperatieve
Centrale Raiffeisen-Bank te
Utrecht en die welke ressorte
ren onder de Coöperatieve Cen
trale Boerenleenbank te Eind
hoven.
Eerstgenoemde banken heb
ben het zich meestal tot taak
gerekend ook te voorzien in de
kredietbehoeften van de plaat
selijke middenstand. Indien men
echter in dit opzicht te ver ging
en de plaatselijke banken bijv.
ook kleine industrieën gingen
financieren, dan werd hiertegen
door de leiding van de centrale
bank in Utrecht scherp stelling-
genomen 3). Bij de organisatie
van Eindhoven was het daaren
tegen voor enkele jaren niet
mogelijk voor een plaatselijke
boerenleenbank om rekening
courant-kredieten aan niet-land-
bouwers te verlenen, terwijl
vaste voorschotten met een
looptijd van een aantal jaren aan
niet-landbouwers alleen werden
verstrekt als belegging. Daarbij
werd dan hypothecaire zeker
heid geëist. In 1954 echter werd
voor deze voorschotten tot
3) Zie bijv. de toespraak van H. J.
Hendriksen, adj. directeur van de
Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank, op de
jaarvergadering 1956, afgedrukt in De
Raiffeisen-Bode van juni 1956, blz.
158-160.
5.000,ook borgtocht als ze
kerheid aanvaard, terwijl in 1955
een statutenwijziging tot stand
kwam, waarbij ook de krediet
en voorschotverlening aan le
den, die geen landbouwbedrijf
uitoefenen, (onder zekere voor
waarden) ook anders dan bij wij
ze van belegging werd moge
lijk gemaakt, mits de werkings
sfeer van de betreffende bedrij
ven tot de plaatselijke gemeen
schap zou beperkt blijven.
Met dat al komt het lecuwe-
deel van de krediet- en voor
schotverlening van de lokale
boerenleenbanken ten bate van
de land- en tuinbouw en de
agrarische coöperaties; bij de or
ganisatie van Eindhoven be
droeg de totale krediet- en voor
schotverlening van de lokale
banken aan de particuliere sec
tor per ultimo 1956 347 mil
joen, waarvan 265 miljoen
aan boeren, tuinders en land
bouwcoöperaties. Het resteren
de bedrag omvat uiteraard niet
alleen krediet aan middenstan
ders, hierin is ook begrepen een
groot bedrag aan hypothecaire
leningen aan andere niet-agra-
riërs, welke leningen door de
boerenleenbank als beleggingen
worden beschouwd. Voor de or
ganisatie van Utrecht valt een
dergelijke splitsing niet te ma
ken; men kan aannemen, gezien
de van ouds enigszins andere
houding van deze groep, dat de