MIDDENSTANDSKREDIET
en LANDBOUWKREDIET
(Overgenomen uit Klein-en Middenbedrijf, 3e jaargang, no. 9-10)
In dit tijdschrift is reeds eer
der een bespreking gewijd aan
een vergelijking van wat de
overheid doet ten behoeve van
de landbouw en ten behoeve
van de middenstand u) en het is
niet zonder belang thans het
speciale aspect van de krediet
verlening aan beide onderdelen
van onze economie eens onder
de loep te nemen. Dit is met na
me interessant omdat zowel
voor de landbouw als de mid
denstand speciale kredietinstel
lingen zijn ontstaan onder het
motief dat het algemene bank
wezen (in bankkringen en in of
ficiële publikaties wordt meestal
over handelsbanken gesproken)
niet voldoende aandacht wijdde
aan de kredietbehoeften van bei
de groepen, hetgeen dan weer
verband hield met het feit, dat
deze kredieten, die per stuk dik
wijls een klein bedrag betreffen,
relatief veel kosten meebrengen.
Ook het feit dat het grote bank
wezen enigszins vreemd stond
tegenover beide groepen van de
bevolking heeft een rol gespeeld
bij de afzijdigheid van de alge
mene banken.
Prof. Dr. Th. L. M. Thurlings,
Middenstand en Landbouw, Klein- en
Middenbedrijf, ie jaargang, blz. 102.
Deze afzijdigheid is echter
groter geweest met betrekking
tot de landbouw dan ten aan
zien van de middenstand en
hierdoor wordt ook verklaard,
dat de landbouw in veel sterkere
mate dan de middenstand steunt
op een eigen, in hoofdzaak voor
deze bedrijfstak werkend kre
dietapparaat.
Het is niet zo, dat de alge
mene banken in het geheel geen
landbouwkrediet verstrekken.
Zo vermeldt Prof. Verrijn Stuart
b.v. dat de grote banken in ons
land een aantal agrarische kre
dieten verlenen, met name aan
de tuinbouw en de bloembollen
teelt 2), doch men mag aanne
men dat deze kredietverlening
op het totaal een slechts geringe
rol speelt. Bij het middenstands
krediet is dat anders: de andere
algemene banken dan de Ne
derlandse Middenstandsbank
verlenen, naar mij van deskun
dige zijde werd medegedeeld,
een belangrijk bedrag aan mid
denstandskrediet. En zelfs de
boerenleenbanken houden zich
ten aanzien van dit krediet niet
geheel afzijdig.
2) Prof. Dr. G. M. Verrijn Stuart,
Bankpolitiek, 7e druk 1956, blz. 46.