15" schrijden en dat het mitsdien een beletsel vormt voor de leden om gebruik te maken van dc haar bij de wet gewaarborgde vrijheid van uittreding, dan is dus de rechter gehouden het door de coöperatie gedeclareer de uittreegeld zodanig te mati gen, dat dit beletsel wordt op geheven. De desbetreffende sta tutaire bepaling immers wordt slechts in zoverre voor niet ge schreven gehouden, als zij ge acht kan worden verder te gaan dan geoorloofd is. Legt men de huidige redactie naast de voorgestelde nieuwe tekst, dan constateert men reeds bij eerste oogopslag, dat de Re gering voornemens is te laten vervallen de bepaling, dat een niet geoorloofde voorwaarde slechts in zoverre als zij geacht kan worden niet geoorloofd te zijn, als niet geschreven wordt beschouwd. Bepaald wordt im mers nog alleen, dat de voor waarden niet zodanig kunnen zijn, dat zij het uittreden onmo gelijk of uiterst bezwaarlijk zou den maken. Er behoeft niet aan te worden getwijfeld, of dc rechter, die zoals de praktijk ons heeft geleerd, reeds thans de neiging heeft om, met voorbij zien van zijn gehoudenheid tot matiging van het te hoog geoor deelde uittreegeld, de eisende coöperatie met lege handen naar huis te zenden, zal wanneer de voorgestelde tekst ongewijzigd het Staatsblad zou bereiken, ze ker niet meer te bewegen zijn de tegen het uitgetreden lid in gestelde vordering tot betaling van het uittreegeld althans ge deeltelijk toe te wijzen. Met succes zou hij zich daarbij op het niet-overnemen van de thans op dit punt bestaande tekst kun nen beroepen. Dat dit voor vele coöperaties en meer speciaal voor de coöperaties, welke op een nauwe samenwerking van hun leden zijn opgebouwd, fu neste gevolgen kan hebben, zonder meer duidelijk. Het heeft ons dan ook bevreemd, dat de rapporteurs hebben gemeend zich te kunnen beperken tot het louter vermelden van de sug gestie door de Nationale Coö peratieve Raad ten aanzien van deze bepaling gedaan, zonder dieper op deze zeer belangrijke materie in te gaan. Wel werd onze aandacht ge trokken door een bemerking van geheel andere aard. Bij de Kamer blijkt n.1. te zijn ingeko men een adres van de Stichting voor Nederlandse Zelfstandige Handel en Industrie, in welk adres tegen de mogelijkheid tot het doen betalen van uittree geld wordt bezwaar gemaakt. Men is van mening, dat deze be paling de gelegenheid biedt de uittreding als lid in feite zelfs onmogelijk te maken. De eer tijds geldende motivering, dat verschillende factoren zoals de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 35