1507
het in zijn bedoeling lag het
nieuwe verenigingsrecht zo op
te bouwen, dat naast algemene
voorschriften geldende voor alle
verenigingen, nog speciale be
palingen in het leven zouden
worden geroepen voor vereni
gingen, die een bedrijf uitoefe
nen. Toen in 1954 het definitie
ve wetsontwerp werd ingediend
bleek, dat de samensteller daar
van de aangekondigde speciale
bepalingen zodanig had gefor
muleerd, dat alle, een bedrijf uit
oefenende verenigingen in de
toekomst coöperaties zouden
worden door wetsduiding. Vol
gens de voorgestelde definitie
zouden n.1. onder coöperatieve
verenigingen moeten worden
verstaan „verenigingen die zich
ten doel stellen in bepaalde stof
felijke behoeften van haar leden
te voorzien door met hen over
eenkomsten te sluiten in het be
drijf dat de vereniging te dien
einde ten behoeve van hare le
den uitoefent". Vergelijkt men
deze tekst met de omschrijving
bij artikel 1 van de thans be
staande wet op de coöperatieve
verenigingen gegeven, dan krijgt
men op het eerste gezicht de
indruk, dat er in feite niet veel
zou veranderen. Even verder
kijkende ontdekt men echter,
dat volgens het bestaande sy
steem alleen die verenigingen
als coöperatief worden aange
merkt die, behalve aan de door
de wet gegeven definitie, ook
nog voldoen aan diverse formele
voorschriften. Zo moet de akte
van oprichting notarieel zijn
verleden en de naam van de
vereniging het woord „coöpera
tief" bevatten. Verenigingen,
die niet aan deze formaliteiten
voldoen, zijn geen coöperatieve
doch gewone verenigingen, ook
al beantwoordt hun statutaire
opbouw volledig aan de defini
tie door de huidige wet voor de
coöperatieve verenigingen gege
ven. Het verschil tussen de coö
peratieve en de andere vereni
gingen is m.a.w. momenteel
van zuiver formele aard. Bij
het voorliggende wetsontwerp
wordt echter overgeschakeld
naar de materiële kenmerken.
Om coöperatie te zijn is het vol
gens het voorliggende wetsont
werp voldoende, dat de doel
stelling van de betrokken ver
eniging beantwoordt aan de
hierboven aangehaalde nieuwe
definitie.
Het is zonder meer duidelijk,
dat het nieuwe systeem te ver
gaat. Bij ongewijzigde aanvaar
ding daarvan zouden immers al
lerlei verenigingen die, sociaal
economisch bezien, niet bij de
coöperatie thuis horen zoals b.v.
de plaatselijke boerenbonden, de
tuinbouwverenigingen en derge
lijke in de toekomst coöperatie
ve verenigingen worden met alle
gevolgen van dien, alleen omdat
zij teneinde hun primaire doel,
te weten het vormen van een