HET LAN D15 O UWE RE D IET EN I)E CREDIETBEPEKKING In de laatste jaren is nog wei eens aan de orde gesteld de vraag, of inderdaad het karakter van het aan de boerenleenban ken toevertrouwde spaargeld, althans in monetair opzicht, wel zoveel verschilt van de aan de handelsbanken toevertrouwde creditgeldcn. Blijkbaar heeft De Nederlandsche Bank dit verschil in karakter altijd erkend. Aan het aan de boerenleenbanken toevertrouwde spaargeld werd immers in de desbetreffende re gelingen, opstellingen en statis tieken van De Nederlandsche Bank geen geldkarakter in de zin van betaalmiddel toegekend. M.a.w. het spaargeld van de boerenleenbanken werd en wordt niet tot de maatschappe lijke geldhoeveelheid gerekend. De juistheid van dit standpunt is in de achter ons liggende pe riode van monetaire onrust weer eens opnieuw gebleken. Toen goud en deviezen bij De Neder landsche Bank wegvloeiden, had zulks ook onmiddellijk tot ge volg een aanzienlijke daling van de creditsaldi bij de handelsban ken. Eigenlijk was dit ook van zelfsprekend; immers goeddeels werd de deviezenafvloeiing ge financierd met geldmiddelen, die bij de handelsbanken werden weggetrokken. Daardoor kon ook de scherpe reactie van De Nederlandsche Bank worden verklaard, die dit keer niet vol stond met een verdere verho ging van het disconto, d.i. van de rente, waarvoor de banken eventueel crediet kunnen opne - men bij De Nederlandsche Bank. De rentevoet daarvoor werd ver hoogd tot het na-oorlogse hoog tepunt van 5j^2°/o. Dit was De Nederlandsche Bank echter nog niet voldoende. Tegelijkertijd werden de handelsbanken drin gend verzocht om de uitzetting van hun credietportefeuille te beperken tot 2°/o boven de ge middelde omvang daarvan in het tweede kwartaal van dit jaar. Voor het geval van over schrijding van deze grens werd een stok achter de deur gereed gehouden in de vorm van een van geval tot geval toe te passen extra discontoverhoging van tenminste nogmaals één procent. Vanzelfsprekend rijst de vraag: moet zulks nu ook ten aanzien van de boerenleenban ken worden toegepast? Of met andere woorden moeten dezelf de maatstaven ook aan de boe renleenbanken worden aange legd? Naar onze mening moet deze vraag ontkennend worden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 2