1368
de 251 leden, die de bond thans
kent, er 191 eerst in 1920 of vol
gende jaren zijn toegetreden. In
dien men dit in het oog houdt,
wordt men met des te meer res
pect vervuld door de mannen,
die in de eerste jaren van deze
eeuw de spaarbankbond hebben
opgericht en verder ontwikkeld.
Zulke figuren waren b.v. Mr G.
H. M. Delprat, Mr J. H. An-
dries, F. Walkate e.a.
Ondanks het feit, dat de bond
in het begin nog slechts een
klein aantal aangesloten spaar
banken kende, is hij onmiddel
lijk begonnen met de organisatie
van het spaarbankwezen te be
studeren en te trachten deze op
moderne basis te brengen. Dit
gebeurde meestal door het uit
brengen van prae-adviezen, die
dan op de algemene vergadering
van de bond werden behandeld.
Ook in de latere jaren is dit
systeem gevolgd en het is inte
ressant om in het boek van Dr
Buning te lezen, hoe verschil
lende van deze publikaties en de
diskussies daarover hebben bij
gedragen tot latere verbeterin
gen. Aantrekkelijk is deze vorm
ook hierom, omdat op deze wij
ze ook buitenstaanders een in
zicht kunnen krijgen in de pro
blemen, die bij de algemene
spaarbanken in een bepaalde pe
riode actueel waren en in de op
lossingen, die daarvoor werden
gezocht en gevonden. Men kan
rustig stellen, dat wat het Ne
derlandse spaarbankwezen thans
is voor een belangrijk deel te
danken is aan het werk van de
Spaarbankbond.
Daarbij valt echter wel op,
dat de autonomie van de aange
sloten spaarbanken altijd zeer
groot is gebleven. Op blz. 160
lezen wij b.v. dat in 1948 een
rapport werd uitgebracht met
een voorstel voor een uniforme
samenstelling van de jaarversla
gen en van de daaraan toe te
voegen statistische gegevens. Er
wordt opgemerkt, dat deze
richtlijnen sindsdien „door een
aantal spaarbanken" worden ge
volgd. Hieruit volgt, dat er ook
een aantal spaarbanken is, die
deze door een deskundige com
missie opgestelde richtlijnen niet
wenst te volgen.
Dit voorbeeld moge niet zo
belangrijk zijn, ook in andere
opzichten ziet men een zekere
tegenstelling tussen diegenen,
die de nadruk leggen op de zelf
standigheid van de aangesloten
spaarbanken en hen, die pleiten
voor een nauwere binding. In
teressant is in dit opzicht b.v.
de enkele malen gerezen kwes
tie, in hoeverre de spaarbanken
op beleggingsgebied zouden
moeten samenwerken. Zo kwam
in 1926 aan de orde een voor
stel tot het oprichten van een