1389
het verschil tussen de kosten van
de verbeteringen en 3/5 van het
geen in verband met die verbe
teringen is uitbetaald. In ons
voorbeeld bedragen de kosten
van verbetering 300,-Het
gedeblokkeerde bedrag beloopt
309,27. Daar 3/5 daarvan
185,55 bedraagt en de kosten
van de verbeteringen dit be
drag overschrijden, kan dus ont
heffing verleend worden voor
300,minus 185,55
114,45. Stel vervolgens, dat
onze verhuurder vóór 1 augustus
1958 dus voor dat enige storting
heeft plaats gevonden, de ver
beteringen aanbrengt, kan hij
dan voor de eerste drie termij
nen van 100,ontheffing
vragen? (Van een ontheffing
terzake van belastingen kan geen
sprake zijn; immers er is nog
niets gestort en er kan dus ook
geen uitbetaling plaatsvinden,
welke tot een belastingheffing
aanleiding geeft). Neemt men
de wet streng naar haar letter,
dan moet men deze vraag ont
kennend beantwoorden, omdat
er in casu nog geen sprake is
van reeds uitbetaalde bedragen.
Bij de behandeling in de Staten
Generaal is echter wel duide
lijk gebleken, dat de Regering
een dergelijke strikte wetstoe
passing niet de juiste acht. De
Regering is, en o.i. terecht, van
mening, dat er geen aanleiding
bestaat om een verhuurder, die
in verband met verbeteringen
een last op zich heeft geno
men, daarenboven nog onder
worpen te houden aan de ver
plichting om door middel van
jaarlijkse stortingen gelden voor
de financiering van verbeterin
gen te reserveren. In ons voor
beeld zal dus ontheffing van de
eerste drie termijnen mogelijk
zijn. Zou hij onmiddellijk van
zijn gehele stortingsplicht ont
heven willen worden, dan zal
hij verbeteringen moeten aan
brengen tot en ten belope van
1.000,Een verhuurder zal
echter meestal goed doen te
wachten met de verbeteringen
aan te brengen resp. met het in
dienen van een aanvraag om uit
betaling tot hij ook een bedrag
voor belastingbetaling gedeblok
keerd krijgt, hetgeen het geval is
bij verbeteringen ten bedrage van
300,wanneer het geblok
keerde tegoed 500,bedraagt
of in het algemeen gezegd, wan
neer het geblokkeerde tegoed
tenminste gelijk is aan 5/3 van
de kosten van verbetering.
2. Wanneer een woning ge
heel of gedeeltelijk tenietgaat
dan wel ophoudt een woning te
zijn, dan kan de Minister van
Volkshuisvesting en Bouwnij
verheid tot uitbetaling van de
terzake van die woning gestorte
gelden en bijgeschreven rente
overgaan.
3. In ieder geval geschiedt
de uitbetaling, ook al hebben
geen verbeteringen plaats ge-