1328 delen in de opbrengst van de produktie wordt teruggevon den. De schrijver wijst ech ter terecht op het z.g. diversi teitsverschijnsel, dat hierop neer komt, dat de totale behoefte aan vermogen voor verschillende vaste activa veel gelijkmatiger verloopt dan die behoefte voor ieder activum afzonderlijk. Voor al bij de werktuigen en machi nes blijkt dit duidelijk: zou men een nieuw landbouwbedrijf op richten, dan moet men de ge hele dode inventaris aanschaf fen; de levensduur van elk ob ject is echter verschillend, zodat na 10 jaar b.v. de trekkerploeg vervangen wordt, enige jaren daarna de wentelploeg enz. De totale investering („het geld dat men er in steekt") varieert dus voortdurend doch wordt nooit meer zo hoog als in het begin. Deze tendentie wordt natuurlijk nog versterkt, als de aanschaf- data verschillend zijn. Volgens Dr de Regt schommelt de ver mogensbehoefte voor de dode inventaris tussen 30% en 70% van de nieuwwaarde. Veel uitvoeriger wordt inge gaan op een vermogensbehoefte, die typerend voor de landbouw is, namelijk de vermogensbe hoefte veroorzaakt „door aan groeiprocessen onderhevige ka pitaalcomponenten". De schrij ver bedoelt hiermede de dierlij ke inventaris en de veldinventa- ris. Bij de dierlijke inventaris worden varkens, pluimvee en rundvee afzonderlijk behandeld. Deze dieren groeien, zodat het daarin te investeren bedrag (men denke b.v. aan het voer) voortdurend toeneemt. Pas als de dieren verkocht worden, zich voortplanten of produkten le veren, wordt de vermogensbe hoefte weer minder. Indien een constante hoeveelheid dieren wordt aangehouden, zal er ook een vaste kern in de vermogens behoefte zijn. Het is onmogelijk om van de uitvoerige behandeling in dit deel van het proefschrift een sa menvatting te geven. Cijferreek sen en grafieken geven een zeer duidelijk beeld van het verloop van de investering in de ver schillende dieren. Bij de veldinventaris krijgt men uiteraard het bekende beeld van de seizoenbehoefte aan ver mogen. Vooral belangwekkend vonden wij de vergelijking tus sen het seizoenbeloop van de vermogensbehoefte op een ak kerbouwbedrijf en een veehou derijbedrijf, beide van 12 ha (bij volledige eigendom der pro- duktiemiddelen). De betreffen de grafiek, die wij hierbij af drukken, spreekt grotendeels voor zichzelf. De veel sterkere seizoenschommeling in de ak kerbouw vergeleken met die bij

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 8