1324 de landbouw is investeren een levensbehoefte. Men kan begrip hebben voor de noodzaak van investeringsbeperking, maar ik geloof", aldus Mr van der Bilt, „dat een vrijwillige beperking van de uitgaven door het indi vidu een moreel hoger staande en effectievere weg is om tot een gezonde financiering van een zich ontwikkelend produk- tieapparaat te komen. Wij vragen van de overheid geen subsidiëring van spaarban ken of spaarders, noch spaarpre- mies; wij vragen aan de over heid de animo om te sparen niet de kop in te drukken door fis cale maatregelen en wij vragen aan de overheid ervoor zorg te dragen, dat ons ruilmiddel sta biel blijft. Een economisch bestel, dat niet geregeld door besparingen wordt gevoed, is op den duur tot stilstand en zelfs tot inkrim pen gedoemd. Steeds groter wordt de behoefte aan kapitaal en steeds groter de noodzaak tot investeringen. Behalve dit economische belang blijven er het sociale en morele belang van het sparen. Terecht is daarom het devies van de bond: Sparen is een bron van volkskracht." In aansluiting aan de niet door de bond gevraagde doch, naar wij aannemen, wel gewens te premie op het sparen, zei de Minister President, dat dit vraagstuk reeds bij de Kabinets crisis, in verband met de bezits vorming aan de orde is geko men. De bedoeling is, dat inder daad voor bepaalde categorieën spaarders (b.v. jongere of jong gehuwden) een premie zal wor den gesteld op het langere tijd aanhouden van het spaartegoed. Over de andere aan de orde gestelde onderwerpen zei Dr Drees, dat de regering aan deze punten, in het bijzonder wat be treft de handhaving van de waarde van het geld, grote aan dacht schenkt. Opmerkelijk was ook de toe spraak, die werd gehouden door Prof. S. Posthuma, directeur van De Nederlandsche Bank, die de noodzaak van sparen aan toonde en op het gevaar van „potten" wees: Het spaargeld moet doorstromen naar de in vesteringen. Spaarinstellingen zijn daarvoor de geëigende ka nalen. In deze toespraak was vooral opvallend de onderlijning van de betekenis van het sparen voor de verhouding van het in dividu tot de gemeenschap. Dooi de vorming van een spaartegoed krijgt het individu de kans, al dus spreker, om enigszins af stand te nemen van de gemeen schap; hij komt dan losser daar tegenover te staan. Op het be lang daarvan voor de persoon-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 4