1345
Minister is ditmaal niet erg diep
op deze bezwaren van princi
piële en practische aard inge
gaan; hij verwees naar de wets
ontwerpen, welke dienaangaan
de binnen afzienbare tijd bij het
Parlement zouden worden inge
diend.
Interessant is wel de duidelij
ke uitspraak van de Minister
omtrent de socialisatie van de
landbouwgrond. „Ik zal in de
eerste plaats een antwoord ge
ven als persoonlijke politicus en
niet als Minister in een kabinet,
dat een bepaald landbouwbeleid
voert, dat ik straks verder ver
dedigen zal. Ik ben van mening,
dat het een weldaad zou zijn
voor de agrarische wereld en
ook voor het gehele Nederland
se volk, indien de grond ge
meenschapsgoed was en ter be
schikking gesteld zou worden
van de boeren. Ik meen, dat
daardoor de structurele ontwik
keling van de landbouw en ook
de bestaanszekerheid en de con
tinuïteit in hoge mate zouden
worden gediend".
Het hoge woord is er einde
lijk uit. We volstaan ditmaal met
de woorden aan te halen van de
heer Mertens, naar aanleiding
van deze uitspraak van Minister
Mansholt in de Eerste Kamer
gesproken.
„Wat wij vorige maal van de
geachte afgevaardigde de heer
Schermerhorn en vandaag van
de zijde van de Minister hebben
vernomen, is, dat men in de
kringen van de Partij van de Ar
beid van mening is, dat de grond
eigenlijk eigendom van de Staat
behoort te zijn. De geachte af
gevaardigden de heren Geuze en
Louwes hebben al allerlei argu
menten tegen deze stelling aan
gevoerd. Ik zal deze niet herha
len, maar ik zou toch wel willen
opmerken, dat het een grote ver
gissing van de Minister is, wan
neer hij meent of dat nu de
heer Mansholt is geweest en
niet de Minister van Landbouw,
Visserij en Voedselvoorziening
dat die overdracht of ontei
gening van de grond door de
Staat een weldaad zou zijn die
bewezen zou worden aan de boe
ren. Ik meen daartegen te moe
ten protesteren. Ik zeg niet, dat
er geen boeren zullen zijn, die
dat zo zullen aanvoelen, maar
een zeer groot gedeelte van de
boeren zal er zo niet op reage
ren, zeker als men kennis neemt
van dit debat. Natuurlijk, het
structuurbeleid zou met zo'n
maatregel zijn opgelost. Dan
was het zeer eenvoudig om al
leen maar een bedrijfsgrootte
van 100 of 150 ha., welke de
Minister ook heeft genoemd,
aan te houden. De rest zou op
de een of andere manier wel
kunnen worden gesaneerd. Wel
ke drama's zich met een derge
lijke aantasting van de grondei-