1332
veer dezelfde wijze en in dezelf
de orde van grootte bij de orga
nisatie van de Utrechtse banken
voordoen. Alleen de gemiddelde
bedragen der voorschotten blij
ken bij de groep van Eindhoven
in wat sterkere mate te stijgen.
In hoofdstuk III wordt een
beschouwing gewijd aan de fei
telijke financiële structuur van
de landbouwbedrijven. De cij-
fers, waarop de schrijver zich
hierbij baseert, zijn die, welke
verkregen zijn door een onder
zoek bij 5085 landbouwbedrij
ven en welke cijfers ook ten
grondslag hebben gelegen aan
het in 1954 verschenen rapport
van het L.E.I. over „De finan
ciële positie van landbouwbe
drijven in Nederland". Aan dit
rapport werden indertijd in
onze Maandelijkse Mededelin
gen uitvoerige beschouwingen
gewijd (men zie de nummers
van februari, maart en april
I955)- Niet al het materiaal ech
ter, dat bij het onderzoek is ver
kregen, is in het vroegere rap
port van het L.E.I. gepubliceerd.
Zo Mas dit b.v. niet het geval
met de gegevens over het eigen
vermogen in van het balans
totaal, welke gegevens thans in
het proefschrift van de heer de
Regt zijn opgenomen. Het blijkt,
dat 1/6 van het aantal onder
zochte bedrijven een percentage
eigen vermogen in verhouding
tot het balanstotaal van 96% of
meer aanwezen, 1/2 85% of
meer en 5/6 62% of meer. Voor
de typische akkerbouw- en vee-
houderijgebieden is het aandeel
van het eigen vermogen echter
minder hoog dan gemiddeld, ter-
wijl voor de gebieden, waar het
gemengde bedrijf overheerst,
het percentage eigen vermogen
hoger is dan het gemiddelde
voor geheel Nederland. Het per
centage loopt ook op, naarmate
de bedrijfsgrootte lager ligt en
naarmate de boer ouder is, ter
wijl op eigenaarsbedrijven het
eigen vermogen relatief minder
groot is dan op pachtbedrijven.
Dit valt volgens de schrijver te
verklaren uit het feit, dat bij de
eigenaarsbedrijven vooral grond
en gebouwen moeten Morden
gefinancierd, op welke activa
gemakkelijk krediet kan Morden
verkregen, dit in tegenstelling
tot de levende en dode inventa
ris, die bij de pachtbedrijven de
hoofdrol spelen.
Dr de Regt heeft ook nog ge
tracht door vergelijking met en
kele andere onderzoekingen te
weten te komen, hoe het per
centage eigen vermogen zich
sinds 19321933 heeft ontwik
keld. Sinds genoemde jaren blijkt
een stijging van de betekenis
van het eigen vermogen te zijn
ingetreden, die niet alleen door
de goede resultaten na de de
pressie wordt verklaard, doch
ook verband houdt met de door