dan zouden wij met twee
vrijgestelde schenkingen te
maken hebben, ware het niet
dat de wet bepaalt, dat met
elkaar gehuwde personen,
die niet van tafel en bed zijn
gescheiden, voor de bereke
ning van het recht van
schenking als één en dezelf
de persoon worden aange
merkt. Een splitsing van een
schenking aan gehuwde per
sonen kan dus niet tot vrij
stelling voeren.
Zou evenbedoelde oom aan
zijn nicht, die op het punt
staat om te huwen 4.000
willen schenken en deze
schenking, daar het huwelijk
zal worden gesloten in alge
hele gemeenschap van goe
deren, gaan splitsen in een
van 2.000,aan zijn nicht
en een, eveneens van 2.000
aan haar toekomstige echt
genoot, dan heeft ook deze
handeling geen vrijdom van
schenkingsrecht tot gevolg,
want ook voor dit geval be
vat de wet een regeling.
Schenkingen binnen één jaar
vóór het huwelijk van de be
giftigden gedaan worden ge
acht te zijn gedaan tijdens
het huwelijk.
Schenkingen welke 2.000
niet te boven gaan zijn vrij
van schenkingsrecht. Men
kan echter deze vrijstelling
niet misbruiken door een
schenking van b.v. 6.000
te splitsen in drie van
2.000,De wet bepaalt
n.1. dat indien in een tijds
verloop van twee jaren door
dezelfde schenker aan de
zelfde begiftigde verschil
lende schenkingen zijn ge
daan, deze worden aange
merkt als deel uitmakende
van één schenking ten belope
van het gezamenlijk bedrag.
Heeft A. dus op 1 mei 1957
aan B. 1.000,geschon
ken, dan kan hij in de periode
1 mei 1957 tot en met 30
april 1959 nog slechts
1.000,aan B. belasting
vrij schenken. Zou hij b.v.
op 1 januari 1958 nog
2.000,schenken, dan is
één belastbare schenking aan
wezig van 3.000,Op 1
mei 1959 kan A. echter we
derom belastingvrij aan B.
een bedrag van 2.000,
schenken.
Het onder e. gezegde geldt
echter niet voor schenkingen
van ouders a^n kinderen.
Schenkingen van ouders aan
kinderen worden niet per
een periode van twee jaren
doch per kalenderjaar bezien.
Daar schenkingen van ou
ders aan kinderen in ieder
geval tot een bedrag van
2.000,- belastingvrij zijn,
kunnen dus ouders zonder