De KaSSier-redacteur |§p® j
VAN KASSIER TOT KASSIER
Hieronder volgt een brief van
een collega, welke brief reeds in
december geschreven werd en
door vertraging enigszins aan
actualiteit heeft ingeboet. Noch
tans is hij interessant genoeg om
te publiceren:
Kassier H. Poelen te Groes-
beek schrijft: Als wij de M.M.
van de laatste maanden inzien,
zouden wij ons moeten afvragen,
of de rubriek „van kassier tot
kassier" alleen bestemd is voor
maatstaf en salarissen, daar al
geruime tijd geen andere onder
werpen meer ter sprake geko
men zijn. Is het nu de bedoeling,
dat alle kassiers hierover hun
mening kenbaar moeten maken?
Het is en blijft toch hetzelfde;
sommige kassiers zullen zich er
mede kunnen verenigen, andere
maken bezwaren, doch de eind
conclusie zal blijven, dat er
moeilijk een maatstaf samen te
stellen is, welke voor alle ban
ken en onder alle omstandighe
den bevredigend kan werken.
Toch zullen beheerders en
kassiers er wel van overtuigd
zijn, dat de C.C.B. bij het in het
leven roepen van een commissie
voor de vaststelling van een
maatstaf voor de salarissen niet
van de gedachte is uitgegaan,
om het voor de boerenleenbank
zo voordelig mogelijk te kunnen
uitrekenen, doch dat het juist
om een behoorlijke beloning
voor de kassier te doen is. Trou
wens, er zijn voor deze commis
sie ook kassiers aangewezen en
of dit nu alle functionarissen
van grote banken betreft, is mij
niet bekend, doch zij zullen de
maatstaf in onderling overleg
naar best vermogen samenstellen
met de C.C.B.zodat hieraan
toch een groot vertrouwen kan
worden geschonken. En mocht
er voor de een of andere kassier
nadeel aan zijn verbonden, het
geen ongetwijfeld het geval is,
dan kan dit toch beter door on
derling overleg met de C.C.B.
worden geregeld dan in de M.M.
Zou het niet beter zijn, ge
achte collega, de rubriek voor
dit onderwerp te sluiten (uit
zonderingen daargelaten) om
plaats te maken voor meer ac
tuele onderwerpen? Alvorens er
van af te stappen, kan ik toch
niet nalaten een woord van me
dedogen te richten tot onze ge
achte collega in Breda. Acht ja
ren te hebben doorgemaakt,