I 2ZÓ een of meer van zijn mede- eigenaren of door een of meer van zijn mede-eigenoren kan worden overgenomen, dan heb ben wij te maken met een voor waardelijke scheiding of een voorwaardelijke overdracht. Wij bevinden ons dan niet op het terrein van het erfrecht. De wet bepaalt echter, dat dergelijke transacties moeten worden be schouwd als verkrijgingen krachtens erfrecht en belast ze derhalve met successierecht, be halve in het geval, dat de ver krijger niet is de echtgenoot van de erflater, noch behoort tot diens bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad of hun echtgenoten. In deze laatste gevallen is het gevaar voor ont duiking of ongemotiveerde be sparing vtn successierecht uiter aard zeer gering. Wordt de verkrijging met successierecht belast, dan mag op haar waarde de contrapresta tie in mindering wordt gebracht. q. Schenkingen binnen 180 da gen vóór het overlijden. Schenkingen binnen 180 da gen vóór het overlijden van de schenker gedaan, kunnen zijn verricht cm successierecht te be sparen, daar de vrijstellingen voor het schenkingsrecht voor niet-verwanten ruimer zijn dan die voor het successierecht. De wet bepaalt daarom, dat derge lijke schenkingen bij het over lijden van de schenker met suc cessierecht belastbaar zijn. Het betaalde schenkingsrecht wordt uiteraard in mindering gebracht op het te betalen successierecht. Indien echter de begiftigde vóór de erflater is overleden, is een schenking binnen 180 dagen vóór het overlijden van de schenker gedaan, niet aan suc cessierecht onderworpen. Dit is evenmin het geval met schenkin gen door een ouder binnen 180 dagen voor zijn overlijden aan een kind gedaan in verband met het huwelijk van dat kind. 10. Levensverzekeringen en derde-bedingen. De wet belast als verkrijgin gen krachtens erfrecht de uitke ringen, welke tengevolge van het overlijden of na het over lijden van een erflater worden verkregen krachtens een over eenkomst van levensverzekering of krachtens een beding ten be hoeve van de verkrijger. De wet doet zulks, omdat zij veronder stelt, dat voor het verkrijgen van die uitkeringen de erflater vermogensbestanddelen heeft opgeofferd, welke anders waar schijnlijk nog in zijn nalaten schap zouden zijn geweest en dus zouden zijn vererfd. Kan men echter aantonen, dat voor een verkrijging krachtens een levensverzekering of krachtens een door een ander dan de erf later doch op diens leven ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 30