I 207
Duidelijk blijkt uit deze tabel, dat de relatieve toeneming van
het spaartegoed in 1956 bij de Rijkspostspaarbank aanzienlijk gro
ter was dan bij de andere spaarinstellingen. De verklaring hiervoor
zal gedeeltelijk moeten worden gezocht in de blijvende doorwer
king van de verhoging van het rentedragend tegoed van 2.500,
tot 6.000,zoals deze reeds in 1955 werd ingevoerd. Overigens
speelt ongetwijfeld ook een rol, dat de werknemers, die overwegend
bij de Rijkspostspaarbank sparen, hun reële loon en dus ook hun
spaarvermogen in 1956 hebben zien toenemen in tegenstelling tot
de agrarische bevolkingsgroep, die overwegend bij de boerenleen
banken spaart. Tenslotte heeft ook de krachtige propaganda, die
door de Rijkspostspaarbank in het verslagjaar is gevoerd, haar uit
werking niet gemist.
Een ander opmerkelijk verschijnsel is, dat de spaarvorming bij
de boerenleenbanken van de groep Utrecht, evenals in 1955, achter
is gebleven bij die van de groep Eindhoven. De verklaring hiervoor
kan worden gevonden in de relatief grotere betekenis, die de tuin
dersstreken hebben voor de boerenlecnbankorganisatie van Eind
hoven, welke minder van de depressie te lijden hadden dan de zui
vere landbouwgebieden, vergeleken met de Utrechtse organisatie.
Indien men de ontwikkeling van het spaartegoed bij de boeren
leenbanken stelt tegenover de overeenkomstige ontwikkeling bij de
Rijkspostspaarbank en de algemene spaarbanken tezamen, dan kan
sedert 1952 worden geconstateerd een geregelde daling van het
aandeel van het spaartegoed bij de boerenleenbanken in het totale
spaartegoed en wel van 40,4% in 1952 tot 38,6% in 1956.
Dit zou erop kunnen wijzen, dat de mogelijkheden om te sparen
in de agrarische sector, die overwegend bij de boerenleenbanken
spaart, geringer zijn dan die in de stad. Hierbij moet echter reke
ning worden gehouden met de investeringen in de agrarische be
drijven, die mede in verband met de bestaande schaarste aan ar
beidskrachten noodzakelijk zijn om te komen tot een rationalisatie
van de bedrijven en daardoor tot verhoging van de arbeidsproduc
tiviteit. Het gevolg van de financiering van dergelijke investerin
gen uit eigen middelen is evenwel, dat minder overblijft om naar
spaarinstellingen te worden gebracht.