ii7o derd. Op zich zelf is niets daartegen, mits dat alles wordt bedreven binnen de perken van het algemeen belang, waartoe overheidstoe zicht dienstig kan zijn. Maar met of zonder overheidstoezicht: een en ander kan prijsverhogend werken, hetgeen, dit zij grif toege geven, een ondernemingsbelang, een bedrijfsbelang, ja zelfs een algemeen belang kan zijn. Vastgesteld dient echter te worden, dat het de gemeenschap is, die de lasten daarvan draagt. Met name voor de industrie geldt, dat monopolistische elementen in vele bedrijfstakken in haar voordeel werken. De landbouw ziet zich in vergelijking daarmede voor een geheel andere marktsituatie gesteld. De veelal betrekkelijk kleine agrarische producenten kun nen op de markt en op de prijsvorming practisch geen invloed uit oefenen. De mogelijkheid tot aanpassing van de productie aan zich wijzigende omstandigheden is in de landbouw voorts gering. In de landbouwproductie heeft men te maken met niet voorziene facto ren, als gevolg waarvan de omvang van de productie en het tijdstip van het aan de markt komen van de producten niet van tevoren kunnen worden bepaald. Voor vele agrarische producten bestaat geen normale markt: de importlanden belemmeren veelal de invoer juist voor de producten van de landbouw. Op de wereldmarkt voor agrarische producten worden overschotten, denk maar aan de Ame rikaanse surplusvoorraden, gespuid ver beneden de kostprijs van de boer. Het is de ongelukkige structuur van de afzetmarkten voor be langrijke landbouwproducten, die de prijzen bederft. Nu zou kunnen worden opgemerkt, dat de aangehaalde motie ven eventueel kunnen pleiten voor maatregelen van korte duur, maar dat zij niet wegnemen, dat op de duur de landbouw selfsup porting moet zijn. Hier stuit men op het bezwaar, zoals dat onlangs nog vertolkt werd in het bekende Vrije Volk-artikel dd. 3 januari van Oud-Minister van de Kieft: „Onze hele landbouwpolitiek, al dus de Oud-Bewindsman, is gericht op handhaving van het be staande, op handhaving van een volstrekt onverantwoorde bedrijfs- grootte, op handhaving van een verborgen werkeloosheid, die scha delijk is voor onze samenleving, zowel als voor de betrokkenen". Geheel in tegenstelling met deze beweringen kan worden vast gesteld, dat de productiviteit, d.w.z. de productie per arbeider in de landbouw, tenminste evenveel is gestegen als in de industrie, met dit verschil evenwel dat de voordelen daarvan de werkers in

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 6