I I 8 2
uitgaven het geval zou zijn geweest. Het kan niet anders, dat het
nu ook deze groepen zijn, die, nu het er om gaat de kostprijzen,
waarvan in het landbouwprijzenbeleid moet worden uitgegaan, op
juiste basis te stellen, de rekening daarvan te betalen krijgen.
De loon- en prijsstabilisatie.
Maar zo hoor ik al verzuchten dan komt het blijkens het
S.E.R.-rapport moeizaam bereikte accoord inzake loon- en prijs
stabilisatie in gevaar! De prijzen en nog wel de prijzen van het
dagelijks levensmiddelenpakket zouden in beweging komen; de
kosten van levensonderhoud zouden derhalve stijgen met het ge
vaar, dat ook weer nieuwe looneisen zouden worden gesteld.
In dit verband kan ik mij toch wel indenken, dat de regering
zich wendde tot de partners in het stabilisatie-accoord en wel met
de mededeling want daarop kwam de brief aan de Stichting
van de Arbeid toch eigenlijk neer dat het stabilisatie-accoord op
een verkeerde grondslag was aangegaan. Partijen waren van onjuiste
praemissen uitgegaan inzake de prijs van het voedselpakket en der
halve diende te worden vastgesteld in hoeverre erop zou kunnen
worden gerekend, dat het stabilisatie-accoord van kracht zou blij
ven, indien deze prijzen zouden stijgen. De werknemersorganisaties
hebben hierop een duidelijk antwoord gegeven. Uitgaande van een
indexcijfer voor de kosten van levensonderhoud, dat voor het jaar
1956 op 106 werd gesteld, werd voor 1957 het cijfer 107,5 als uit
gangspunt genomen voor de stijging van de kosten van levenson
derhoud in 1957. Binnen het kader van het stabilisatie-accoord,
aldus heb ik het antwoord van de werknemersorganisaties begre
pen, zouden de kosten van levensonderhoud voor het jaar 1957
gemiddeld mogen stijgen tot 112 met als eindcijfer 114,5. In deze
indexcijferopstelling was begrepen een verdubbeling van het effect
voor de component „kostprijsverhoging in de landbouw", waar
voor in het S.E.R.-advies 0,2% prijsstijging was opgenomen. Daar
mede hebben de werknemersorganisaties een extra stijging van de
kosten van levensonderhoud met 0,2% voor lief genomen en wel
uit solidariteit met de landarbeiders ter bevordering van de relatieve
gelijkstelling der landarbeidersionen.
Maar hoe moet het nu, indien de prijzen en derhalve de kosten
van levensonderhoud in 1957 boven het door de werknemersorga
nisaties gestelde maximum zouden stijgen. Zal er dan een knal-