1124
Frankrijk het z.g.n. vrije land-
bouw-crediet, d.w.z. een orga
nisatie van privaatrechtelijke ge
grondveste regionale landbouw-
credietinstellingen; deze vormen
echter in Frankrijk een minder
heid en komen hoofdzakelijk
voor in de oostelijke provincies.
Het merendeel van de Franse
instellingen, die kunnen worden
gelijkgesteld met Nederlandse
boerenleenbanken, valt volgens
een speciale wet onder de Na
tionale Kas voor landbouwcre-
diet, die als zodanig een onder
deel vormt van het Franse Mi
nisterie van Landbouw. Als te
genhanger daarvan kent men in
België het Nationaal Instituut
voor landbouwcrediet; veel be
langrijker is in België evenwel
de organisatie van de Raiffeisen-
kassen, die evenals de Neder
landse zusterinstellingen op pri
vaatrechtelijke grondslag zijn
opgetrokken en samenwerken
in een Centrale Kas voor land
bouwcrediet, eveneens een in
stelling van het particuliere ini
tiatief, die als het ware geïnte
greerd is in de Vlaamse organi
satie van de Belgische Boeren
bond. Een dergelijke nauwe bin
ding tussen landbouworganisa
ties en de organen van het land
bouwcrediet als België kent, be
hoort niet tot de karakteristiek
van het Nederlandse landbouw-
credietwezen.
Hiermede is de juridische po
sitie van de instellingen, die in
Nederland het landbouwcrediet-
wezen uitmaken, enigszins be
paald. Daaraan kan nog worden
toegevoegd, dat het z.g.n. Raif-
feisen-stelsel ten grondslag ligt
aan de werking van deze instel
lingen. Dit brengt mede, dat het
Nederlandse landbouwcrediet-
wezen zijn grondslag vindt in
de plaatselijke samenwerking
van boeren en tuinders, die in
hun boerenleenbanken op coö
peratieve grondslag samenwer
ken en als zodanig onbeperkt
aansprakelijk lid zijn van hun
boerenleenbank. Deze beperken
haar werkkring tot een in het
huishoudelijk reglement om
schreven gebied; bovendien is in
de statuten neergelegd, dat aan
leden als zodanig geen uitdeling
uit de winst of anderszins mag
geschieden en dat de beheers
functies honorair worden waar
genomen.
Op de geschetste basis wer
ken in Nederland 1324 boeren
leenbanken, waarvan er 730 zijn
aangesloten bij de Coöperatieve
Centrale Raiffeisenbank te
Utrecht en 594 bij de Coöpera
tieve Centrale Boerenleenbank
te Eindhoven. Het oprichtings
jaar van de beide banken ligt in
hetzelfde jaar en wel in 1898;
daaraan was de oprichting van
een aantal boerenleenbanken
voorafgegaan. Dat deze tot op
richting van twee centrale ban-