1142 het verschil in tarieven onaange name gevolgen kan hebben. Een coöperatie kan werken met een boerenleenbank en daar vlotweg crediet krijgen tegen een rente percentage dat gauw 2°/o lager ligt dan de rente, welke hij aan de handelsbank verschuldigd zou zijn. Dit geldt niet (slechts?) voor credieten op lange termijn, doch voor credieten in rekening courant. Kijken wij verder naar de omzetprovisie waarvoor een boerenleenbank onlangs nog 34°/no vroeg terwijl wij reeds di verse malen door handelsbanken de conditie gesteld kregen van in/oo. Dit is maar eventjes vier maal hoger. Indien wij de laciliteiten van de boerenleenbanken en han delsbanken verder naast elkaar zetten krijgen wij bovendien te zien dat boerenleenbanken veel eerder bereid zijn credieten te verstrekken. Wij willen hier in het geheel niet beweren dat de boerenleenbanken te vlot zijn met het verstrekken van credie ten doch eerder hebben wij de indruk dat handelsbanken te traag zijn in het verstrekken van credieten; men krijgt soms zelfs de indruk dat zij alleen geld ge ven aan degenen die reeds vol doende hiervan bezitten. Ook de door de overheid ge garandeerde credieten, zoals die door de Middenstandsbank wor den uitgegeven, geven hier voor de handelaar in agrarische pro ducten slechts al te zelden een redelijke oplossing voor de pro blemen. Eerstens zijn deze cre dieten aan maxima gebonden en blijken deze maxima in vele ge vallen te laag om een handelaar behoorlijk te helpen. Tweedens zijn de voorwaarden waaraan voldaan moet worden zo zwaar gesteld, dat hieraan door een handelaar in agrarische produc ten zeer moeilijk valt te voldoen. Zo mag b.v. het crediet niet in de plaats treden van risicodra gend kapitaal. De door ons be doelde handelaren doen vrijwel nooit anders dan risico dragen en voor de handel zijn juist die credieten nodig." Zoals gezegd, wij komen gaarne nog eens op dit onder werp terug.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1957 | | pagina 26