J 2,6
4,2
7
I
8
11 >8
"31
in rekening-courant steeg in de
periode van 1944 tot ultimo
1956 bij de groep Utrecht van
204 millioen tot 283 mil-
iioen en bij de groep Eindhoven
van 36 millioen tot 138
millioen.
Imposant is vooral de stijging
van de door de boerenleenban
ken uitgezette voorschotten. In
de boerenleenbankorganisatie
van Utrecht stegen de door de
boerenleenbanken uitgezette
voorschotten van 80 millioen
in 1944 tot 683 millioen per
ultimo november 1956. In de
organisatie van Eindhoven was
de overeenkomstige stijging van
15 millioen per ultimo 1944
tot 296 millioen op het einde
van november 1956.
Zoals reeds hiervoor werd
medegedeeld, beperken de boe
renleenbanken zich in hun uit
zettingen niet tot de sfeer van
land- en tuinbouw; zij treden
ook daarbuiten. Vanwege de
Coöperatieve Centrale Boeren
leenbank te Eindhoven wordt
jaarlijks in het jaarverslag ook
medegedeeld, in welke mate de
uitstaande voorschotten zich
verdelen over de verschillende
categoriën debiteuren, die voor
schotten bij de boerenleenban
ken opnemen.
Van de per 30 juni 1956 uit
staande voorschotten waaronder
zijn begrepen leningen met een
looptijd, die kan variëren van
enkele jaren tot veertig jaren,
tot een bedrag van 252 mil
lioen betrof:
62,6% Boeren en Tuinders,
8,0% Landbouwcoöperaties
en plaatselijke vereni
gingen van algemeen
of sociaal nut,
20,7% Natuurlijke personen,
niet boeren en tuin
ders,
3,5% Kerkbesturen,
5,2% Gemeenten en water
schappen.
Om een inzicht te geven in de
omvang van de voorschotverle
ning door de boerenleenbanken
aangesloten bij de Centrale Boe
renleenbanken kan nog worden
verstrekt de navolgende staat
van nieuw verleende voorschot
ten en aflossingen (in millioe-
nen guldens):
Nieuwe
voorschotten
Aflossingen
1946
3,7
I 3
1947
10,5
1948
15>3
1949
21,2
1950
3°,7
1951
44,2
1952
35,8
14.5
1953
45,5
19.4
1954
5°,—
43.3
1955
7o,3
47.4
'956
108,
34-
Geschatte bedragen.