1128
gueur van tle geldsanering in
een voorheen ongekende mate
hebben kennis gemaakt. Zij zijn
de voordelen ervan gaan inzien
niet alleen voor zich individueel,
maar ook voor de gehele boe-
ren- en tuindersstand door de
sterke financiële binding van de
organisaties en coöperaties en
haar leden in het girale geldver
keer, waarvan de betekenis met
de dag toeneemt. Hiermede is
de sociale en economische ont
wikkeling van het boercnleen-
bankwezen aangeduid, en tevens
ook de mogelijkheden, die de
boerenleenbanken kunnen bie
den in het spaar-, crediet- en
betalingsverkeer.
Financiële betekenis van de
boerenleenbanken.
Een inzicht in de financiële
betekenis van het landbouwcre-
dietwezen in Nederland, zoals
dat in de boerenleenbanken is
georganiseerd, kan men het best
verkrijgen bij vergelijking van
de financiële ontwikkeling in de
laatste jaren van de beide boe
renleenbankorganisaties met de
ontwikkeling van andere over
eenkomstige instellingen. Voor-
zoveel betreft de spaarbank
functie van de boerenleenbanken
kan men haar betekenis verge
lijken met die van de andere
particuliere spaarbanken, die
hoofdzakelijk in de stedelijke
conglomeraties werkzaam zijn
en daarnaast met de Rijkspost
spaarbank.
Voorts ligt een vergelijking
voor de hand met de handels
banken.
De belangrijke plaats van de
boerenleenbanken in het neder-
landse spaarbankwezen blijkt
wel aanstonds, indien wordt
vastgesteld, dat van de 6.240
millioen die in 1956 bij wijze
van spaargelden aan spaarinstci-
lingen waren toevertrouwd, in
totaal 40% bij de boerenleen
banken was ingelegd. Deze in
leg van spaargelden bij plaatse
lijke boerenleenbanken betreft
derhalve een bedrag van 2.455
millioen, waarvan 1.607 mil~
lioen bij boerenleenbanken aan
gesloten bij de Centrale Raiffei-
senbank te Utrecht en 848
millioen bij boerenleenbanken
aangesloten bij de Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven.
Tezamen vormen de beide boe
renleenbankorganisaties derhal
ve het grootste spaarbankinsti
tuut van Nederland, gevolgd
door de particuliere spaarban
ken met een inleggerstegoed van
j 1.990 millioen en de Rijks
postspaarbank met een inleg
gerstegoed van 1.914 millioen.