me en onoverzienbare conse quenties met zich kunnen bren gen. De praktijk is, dat onze land bouwcoöperaties grotendeels ge financierd worden door het landbouwer ediet wezen, dat evenzo op coöperatieve leest is geschoeid. Vast staat, dat er een zekere lots-verbondenheid heerst tussen de diverse plaatselijke land- en tuinbouwcoöperaties, alsook tus sen de verschillende categorieën land- en tuinbouwcoöperaties. Dit brengt met zich, dat het realiseren van de aansprakelijk heidsverplichtingen bij de leden van een coöperatieve vereniging zijn repercussies zal kunnen heb ben voor de financierende in stelling zelf. Vandaar dan ook, dat ons landbouwcrediet deze aanspra kelijkheid der leden alleen maar mag zien als een nooduitgang, die slechts in uiterste noodzaak mag worden gebruikt. Alle maatregelen moeten wor den getroffen om te voorkomen, dat zij zal behoeven te worden gebruikt. Ons tot de techniek van de financiering van landbouwcoö peraties bepalend kan gesteld worden, dat deze weinig ver schillen te zien geeft met de fi nanciering van andere bedrijven. Het grootste verschil schuilt in de basis van de financiering. Dit verschil is echter niet zo groot als ogenschijnlijk lijkt. Wanneer een firma gelden moet opnemen, dan kan de schuld eiser zijn vordering niet alleen op het firma-vermogen verha len, doch ook op dat van de fir manten. Bij een coöperatieve vereniging kunnen wij de leden als firmanten beschouwen. In feite zijn zij dat ook, al wordt dit niet altijd beseft. Zij hebben echter het voorrecht hun risico door statutaire regelingen te kunnen beperken. Inzake de coöperatie kan her haald worden hetgeen reeds eer der werd gezegd n.1. dat de basis voor de financiering moet wor den gevonden in het totaal van eigen vermogen en de ledenaan sprakelijkheid. Het behoeft geen betoog, dat de meest gezonde grondslag voor de werking van een coö peratieve vereniging gevormd wordt, indien het eigen vermo gen, dus onopeisbare inleggelden stille en open reserves, gelijk is aan het kapitaal, dat vastge legd werd in de roerende en on roerende activa. Dit vermogen moet de buffer I IOI

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1956 | | pagina 33