i°95
raad van toezicht te benoe
men, doch verder mag in
geen geval worden gegaan.
Hieruit blijkt dus, dat de
wet met het ledenverbod wil
voorkomen, dat men de
stichtingsvorm bezigt voor
een vorm van samenwerking,
die men tot stand zou moe
ten brengen in de vorm van
een Vereniging.
Bepaald doel.
Het doel moet duidelijk be
paald zijn.
Waarin het doel moet be
staan zegt de wet niet. Wel
zegt zij wat het doel niet
mag inhouden. Verboden is
n.1. het doen van uitkeringen
aan oprichters, aan leden
van bestuur of raad van toe
zicht. Ook mogen geen uit
keringen wordeti gedaan aan
anderen dan de zo juist ge
noemden, tenzij die uitkerin
gen een ideële of sociale
strekking hebben. Men mag
dus de stichtingsvorm r.iet
bezigen om een onderneming
te drijven tot eigen voordeel.
Dit betekent echter niet, dat
een Stichting niet een bedrijf
mag uitoefenen, waarmede
zij winst maakt. Doch die
winst mag, zoals gezegd,
niet komen in de zak van de
oprichters, van de leden van
bestuur of raad van toezicht,
noch ook in die van anderen,
tenzij de winstuitkeringen
aan die anderen een religieu-
se, culturele, wetenschappe
lijke of sociale strekking
hebben.
3. Vermogen.
Iedere stichting moet een be
paald vermogen hebben ter
bereiking van haar doel. Dit
wil echter niet zeggen, dat
er bij de oprichting geld of
andere goederen op tafel
moeten komen. Voldoende
is, dat de kapitaalsmiddelen
worden aangewezen, waar
mede de Stichting haar doel
denkt te verwezenlijken b.v.
contributie, bijdragen enz.
4. Notariële akte.
De Stichting moet bij nota
riële akte worden opgericht.
Deze akte moet de statuten
van de Stichting bevatten
alsmede een aanwijzing van
de zaken die tot haar kapi
taal worden bestemd, dus
een aanwijzing van haar ver
mogen.
5. Statuten.
De statuten moeten inhou
den:
a. de naam der Stichting
met het woord stichting
als deel van de naam;
b. het doel der Stichting;
c. de wijze van benoeming
der bestuurders: