io94
merciële instelling, waarvoor
andere rechtsvormen de meest
geëigende zijn. Toch zullen er
wel stichtingen bestaan, die zui
ver commercieel ten voordele
van bepaalde personen werk
zaam zijn. Dergelijke Stichtin
gen worden dan ook bedreigd
met een nietigverklaring door de
rechter.
Daar de Stichting naar de al
gemene rechtsopvatting is een
voor een bepaald doel afgezon
derd vermogen, kent zij in we
zen geen leden zoals een vereni
ging of geen aandeelhouders zo
als een naamloze vennootschap.
In de loop der tijden zijn er ech
ter vele stichtingen opgericht
met leden, dikwijls genaamd
contribuanten of deelhebbers.
Dit feit op zichzelf verhindert
niet, dat deze Stichtingen rechts
geldig zijn. Dikwijls heeft men
echter aan die „leden" een grote
zeggenschap in de Stichting ver
leend. Blijkens een rechterlijke
uitspraak van 1953 is dit even
wel in strijd met ons rechts
systeem. Wil men een samen
werkingsvorm met leden, die
zeggenschap hebben, dan heeft
men zijn keuze te bepalen op een
Vereniging of een Naamloze
Vennootschap. Met betrekking
tot Stichtingen met een leden
vergadering kan men dan ook
zeggen, dat haar bestaan onze
ker is.
De Wetgever heeft thans aan
het misbruiken van de stich
tingsvorm en aan de daarmede
gepaard gaande onzekerheid een
einde gemaakt. Op 1 januari
1957 treedt n.1. in werking een
speciale wet op de stichtingen,
welke wet niet alleen van toe
passing is op nieuw op te rich
ten Stichtingen, doch ook de
reeds bestaande Stichtingen be
strijkt.
In evengenoemde wet wor
den eisen gesteld, waaraan iedere
Stichting vanaf 1 januari 1957
moet voldoen. Verder zijn rege
len opgenomen met betrekking
tot de inschrijving in een Stich-
tingenregister, de rechterlijke
controle op het bestuur, de ont
binding, de aanpassing van be
staande Stichtingen aan de wet
telijke eisen en de omzetting van
bestaande Stichtingen in een an
dere vorm van samenwerking,
terwijl tenslotte op bepaalde
groepen van Stichtingen de wet
niet van toepassing is verklaard.
EISEN.
1. Ledenverbod.
Een Stichting mag geen le
den hebben. Dit wil echter
niet zeggen, dat er bij een
Stichting geen aangeslote
nen, deelhebbers of contri
buanten kunnen zijn, doch
deze „leden" mogen geen
zeggenschap hebben. Wel
mag aan hen de bevoegd
heid worden verleend be
stuursleden of leden van de